ECLI:NL:RBROT:2019:8227

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
10/661184-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en advies voor locatiegebod en klinische aanmelding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 11 maart 2019 voorwaardelijk in vrijheid gesteld na het uitzitten van een gevangenisstraf van 25 maanden en 1 maand, met een proeftijd van 365 dagen. De rechter-commissaris had op 2 september 2019 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen, waarna het Openbaar Ministerie een vordering indiende tot gedeeltelijke herroeping, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden.

Tijdens de openbare terechtzitting op 1 oktober 2019 zijn de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van de reclassering, waarin werd aangegeven dat de veroordeelde zich onvoldoende aan de voorwaarden had gehouden. De deskundige van de reclassering adviseerde om de veroordeelde aan te melden bij een kliniek voor Niet Aangeboren Hersenletsel en om te onderzoeken of het adres van de moeder van de veroordeelde in Amsterdam als locatie voor elektronisch toezicht kan dienen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en heeft de vordering tot herroeping gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank gelastte dat de veroordeelde 48 dagen van de nog niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf moet ondergaan. Daarnaast adviseerde de rechtbank om de voorwaardelijke invrijheidstelling op te heffen en om de aanmelding bij de kliniek voor psychodiagnostisch onderzoek te regelen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000493-45
Parketnummer: 10/661184-17
Datum uitspraak: 1 oktober 2019
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] (Marokko) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal.

Opgelegde straffen

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 13 februari 2019 en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 september 2017, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van respectievelijk 25 maanden en 1 maand, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is op 11 maart 2019 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere voorwaarde is onder meer een locatiegebod met elektronisch toezicht gesteld.
De proeftijd is ingegaan op 11 maart 2019 en bedraagt 365 dagen.
De rechter-commissaris heeft op 2 september 2019 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.

Vordering

Op 2 september 2019 heeft het Openbaar Ministerie een vordering ingediend tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde voorwaarde.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 1 september 2019 van GGZ Antes Toezicht Rotterdam, afdeling reclassering (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2019.
De officier van justitie mr. R.S. Dhoen en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman zijn gehoord.
Voorts is de deskundige [naam deskundige] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Antes, gehoord.
De officier van justitieheeft de vordering mondeling gewijzigd in die zin dat is gerekwireerd tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering voor de duur van 33 dagen met aftrek. De verdachte dient zich na zijn invrijheidstelling aan de voorwaarden te houden, die de reclassering stelt. Onderzocht zal worden of het elektronisch toezicht kan worden verplaatst naar Amsterdam en aan het CJBVI zal verzocht worden om de voorwaarden te wijzigen in die zin dat de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan psychodiagnostisch onderzoek.
De veroordeeldeheeft verklaard dat hij op 13 augustus jl. onvrijwillig de kliniek heeft verlaten. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat hij sinds de aanrijding problemen heeft met zijn evenwicht en hij zichzelf niet meer is. Hij heeft verklaard bereid te zijn om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden, maar dan vanuit de woning van zijn moeder in Amsterdam.
De raadsmanheeft verzocht de vordering toe te wijzen voor de duur van 48 dagen, zodat een hernieuwd onderzoek naar de haalbaarheid van elektronisch toezicht, maar dan in Amsterdam, kan plaatsvinden en er een plaats kan worden gezocht in een kliniek voor psychodiagnostisch onderzoek. Voor het overige heeft hij primair bepleit de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft hij bepleit de zaak aan te houden en op een later moment de voorwaarden te wijzigen.

Beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 1 september 2019, waaruit kan worden afgeleid dat de veroordeelde zich onvoldoende aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden
De deskundigeheeft op de terechtzitting het hiervoor genoemde rapport toegelicht en daarbij aangegeven dat het toezicht moeizaam is verlopen. Hij is van mening dat voor het slagen van een toezicht het noodzakelijk is dat psychodiagnostisch onderzoek wordt verricht om een inschatting te kunnen maken van het effect van het hersenletsel op de cognitieve functies van de veroordeelde en aan de hand daarvan een plan van aanpak op te stellen.
Hij adviseert om de veroordeelde daarvoor aan te melden bij een kliniek voor Niet Aangeboren Hersenletsel. Voorts adviseert hij om te laten onderzoeken of de woning van de moeder van de veroordeelde in Amsterdam geschikt is als locatie voor elektronisch toezicht. Om de voorwaardelijke invrijheidstelling veilig te laten verlopen, moet er nog veel geregeld worden. Op langere termijn acht hij het niet per se wenselijk om de veroordeelde in detentie te houden.
De rechtbankis op grond van het bovenstaande van oordeel dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Om de reclassering overeenkomstig het standpunt van de raadsman in staat te stellen de benodigde voorzieningen te treffen, zal de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk toewijzen en gelasten dat hij van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd alsnog 48 dagen moet ondergaan.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.
De rechtbankzal in de beslissing adviseren om bij de voorwaardelijke invrijheidstelling:
1. te onderzoeken of het adres van de moeder van veroordeelde in Amsterdam kan worden aangewezen als uitvalsbasis voor het locatiegebod;
2. de veroordeelde aan te melden bij een kliniek voor Niet Aangeboren Hersenletsel.

BeslissingDe rechtbank:

wijst de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling deels toe;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot 48 dagen, moet worden ondergaan;
adviseert:
- de resterende periode te gebruiken om te bezien of het locatiegebod kan worden opgestart vanuit de woning van de moeder van de veroordeelde in Amsterdam
- aanmelding van de veroordeelde bij een kliniek voor Niet Aangeboren Hersenletsel om psychodiagnostisch onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van de aanrijding en het hersenletsel;
heft op het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en J.C.A.M. Los, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.