ECLI:NL:RBROT:2019:8104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
10/811039-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en poging tot het medeplegen van wapenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van harddrugs (MDMA en cocaïne) en poging tot het medeplegen van wapenhandel. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van dertig maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van MDMA en cocaïne wettig en overtuigend bewezen was, evenals de poging tot wapenhandel. De verdachte had gedurende een periode van drie maanden wapens aangeboden aan potentiële afnemers, wat de rechtbank als een gewoonte beschouwde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en een gemiddeld tot hoog risico op recidive. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de impact van de handel in harddrugs en wapens op de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811039-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwersluis,
raadsman mr. N. Claassen, op de terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Tetteroo, beiden advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is volgens de officier van justitie vast komen te staan dat de verdachte van de handel in wapens een gewoonte maakte.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte vrijgesproken dient te worden. Er is geen sprake van een voltooid delict. Voorts heeft de verdachte niet gehandeld in de uitoefening van een bedrijf, zodat een veroordeling op grond van artikel 9 lid 1 Wet wapens en munitie (WWM) niet mogelijk is. Bovendien is de rol van de verdachte niet voldoende geweest om te kunnen spreken van poging tot het medeplegen van het overdragen van wapens.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het aan de verdachte primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en spreekt de verdachte hiervan vrij.
Met betrekking tot het aan de verdachte subsidair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. In de telefoon van de verdachte zijn diverse chatgesprekken aangetroffen waarin zij wapens en onderdelen van wapens aanbiedt. Door de verdachte is verklaard dat zij via een app op haar telefoon werd benaderd door onbekend gebleven personen steeds met de vraag of zij iemand wist die deze wapens zou willen kopen en dat zij vervolgens op zoek ging naar afnemers voor die wapens. Daarbij werden - zo blijkt uit de op haar telefoon aangetroffen chats - door haar aan de mogelijke afnemers prijzen genoemd, foto’s en filmpjes van de wapens en de wapenonderdelen gestuurd en werd door haar onderhandeld over de prijs van de wapens. Dit heeft zij in een periode van ruim drie maanden meerdere keren ten aanzien van in de tenlastelegging vermelde wapens en met verschillende mogelijke afnemers gedaan. Deze handelwijze maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van handel in commerciële zin zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWM en daarom kan, anders dan de verdediging stelt, hiervoor een veroordeling volgen. Dat niet is gebleken dat de verdachte een beloning kreeg voor haar werkzaamheden maakt dit oordeel niet anders.
Uit het dossier is niet gebleken van voltooide transacties. Niettemin moeten de handelingen van de verdachte ten aanzien van het verhandelen van de betrokken vuurwapens als een begin van uitvoering, te weten naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op voltooiing van het misdrijf, worden aangemerkt. Er is dan ook sprake van een poging, zoals onder 2 subsidiair ten laste gelegd.
Anders dan de verdediging stelt was de rol van de verdachte bij de wapenhandel onmisbaar en intensief. Zij bracht verkoper(s) en afnemer(s) bij elkaar. Zonder haar konden de gewenste transacties niet tot stand komen. Dat levert medeplegen op. De chatberichten waren voorts zodanig regelmatig en intensief, gedurende een periode van drie maanden, dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte in die periode van de handel in wapens een gewoonte maakte.
Op basis van de foto’s die door de verdachte in de chatberichten werden gestuurd, de gevraagde prijzen, de teksten te dien aanzien en het filmpje dat is aangetroffen op de telefoon van de verdachte waarop is te zien dat een man een vuurwapen afvuurt alsmede de bekennende verklaring van de verdachte ter zitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de vuurwapens en onderdelen daarvan waarop de handelingen van verdachte zagen, wapens zijn van categorie II en III als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
Conclusie
De subsidiair ten laste gelegde poging tot het medeplegen van het uitwisselen, ter beschikking stellen, verhandelen en overdragen van vuurwapens is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
zij op 20 juni 2019 te Schiedam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 304,2 gram MDMA en 166,4 gram MDMA, en 1,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
MDMA encocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
2. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 20 juni 2019
te Schiedam en/of Rotterdam, en/of op (een) (andere) plaats(en) in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van een door haar, verdachte, en/of haar mededaders voorgenomen misdrijf
zonder erkenning één of meer wapens van categorie II en/of categorie III , namelijk:
 Tien, althans een of meerdere pistolen en/of handvuurwapens (Browning en/of Walther PK380 en/of ZVS Type P20 en/of Skorpion en/of CZ) en/of
 Drie, althans een of meerdere automatische vuurwapens, en/of
 Zes, althans een of meerdere patroonhouders (voor handvuurwapens) en/of
 Een patroonhouder (voor automatische vuurwapens) en/of
 Hulpstukken voor deze wapens
uit te wisselen en/of ter beschikking te stellen en/of te verhandelen en/of over te dragen en/of
 Met in Nederland verblijvende personen afspraken heeft gemaakt over de aankoop en verkoop en vraagprijs van bovengenoemde wapens en onderdelen van deze wapens en
 afbeeldingen en filmmateriaal van deze vuurwapens en onderdelen naar een of meer in Nederland verblijvende personen heeft verzonden en
(vervolgens) gesprekken en onderhandelingen heeft gevoerd over de vraagprijs van deze vuurwapens en onderdelen zulks terwijl zij van het feit een gewoonte heeft gemaakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2 subsidiair.

poging tot

  • het medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
  • handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het uitwisselen, anderszins ter beschikking stellen, verhandelen en overdragen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de eerste plaats een grote hoeveelheid MDMA en een kleine hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. De MDMA was bestemd voor de verkoop. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Daarbij komt dat de handel in harddrugs zich afspeelt in een crimineel circuit waarin het gebruik van (excessief) geweld geen uitzondering is.
Verder heeft de verdachte zich gedurende een periode van ruim drie maanden bezig gehouden met wapenhandel, zodanig dat de verdachte van dit verhandelen een gewoonte heeft gemaakt. Door haar zijn handvuurwapens, automatische vuurwapens, patroonhouders en dempers aangeboden aan potentiële afnemers. Dit zijn heel gevaarlijke wapens. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot grote onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft door de wapens aan te bieden meegewerkt aan het in stand houden van deze onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt hieruit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, voor het laatst in 2013.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een verstandelijke beperking en het ontbreekt haar aan probleembesef. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Uit het psychiatrisch onderzoek dat in 2013 is verricht blijkt dat de beïnvloedbaarheid van de verdachte een belangrijk risicoverhogend probleem is. Ze laat zich overhalen door anderen tot ongeoorloofde acties en is in beperkte mate in staat weerstand te bieden aan de invloed van anderen. Om de kans op recidive te beperken is het van belang dat de verdachte leert risicovolle situaties en personen adequaat te hanteren. De verdachte heeft geen betaald werk, maar wel een dagbesteding. Indien zij werk zou hebben, zou dit een beschermende factor kunnen zijn doordat het haar structuur en mogelijke positieve sociale contacten biedt. Daarvoor acht de reclassering toezicht en interventies geïndiceerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De op te leggen straf zal lager zijn dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank houdt, meer dan de officier van justitie, rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een naïeve houding gehad en zij lijkt negatief beïnvloed te zijn door iemand in haar omgeving, van welke persoon zij inmiddels afstand heeft genomen. Deze houding lijkt passend bij haar persoonlijkheidsstructuur, zoals opgemerkt door de reclassering. Verder houdt de rechtbank er meer dan de officier van justitie rekening mee dat alleen een poging tot wapenhandel bewezen kan worden.
Anders dan is geadviseerd door de reclassering en verzocht door de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. De ernst van de feiten laat dit niet toe. Eventuele begeleiding en voorwaarden kunnen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

Bij afzonderlijk bevel heeft de rechtbank de gevangenneming gelast ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
mrs. G.P. van de Beek en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 20 juni 2019 te Schiedam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft
gehad (ongeveer) 304,2 gram MDMA, althans een hoeveelheid, van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of 166,4 gram MDMA, althans een hoeveelheid,
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of 1,3 gram cocaïne, althans
een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2. ( subsidiair)
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 20 juni 2019
te Schiedam en/of Rotterdam, en/of op (een) (andere) plaats(en) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van een door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf
zonder erkenning één of meer wapens van categorie I en/of categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, namelijk:
 Tien, althans een of meerdere pistolen en/of handvuurwapens (Browning en/of Walther PK380 en/of ZVS Type P20 en/of Skorpion en/of CZ) en/of
 Drie, althans een of meerdere automatische vuurwapens, en/of
 Zes, althans een of meerdere patroonhouders (voor handvuurwapens) en/of
 Een patroonhouder (voor automatische vuurwapens) en/of
 Munitie en/of
 Hulpstukken voor deze wapens
uit te wisselen en/of ter beschikking te stellen en/of te verhandelen en/of over te dragen en/of
 Met een of meer in Nederland verblijvende perso(o)n(en) afspraken heeft gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of bewaarplaats en/of vraagprijs en/of functie van bovengenoemde wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of munitie, en/of
 afbeeldingen en/of filmmateriaal van deze vuurwapens en/of onderdelen en/of munitie naar een of meer in Nederland verblijvende personen heeft verzonden en/of
 (vervolgens) gesprekken en/of onderhandelingen heeft gevoerd over de vraagprijs van deze vuurwapens en/of onderdelen en/of munitie, en/of
 bovengenoemde wapens en/of onderdelen en/of munitie heeft verborgen en/of heeft bewaard;
zulks terwijl zij en/of haar mededader(s) van het feit een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.