ECLI:NL:RBROT:2019:8103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
10/143938-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met braak (woninginbraak)

Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 15 juni 2019. De verdachte werd beschuldigd van het inbreken in een woning in Rotterdam en het stelen van waardevolle goederen, waaronder een portemonnee met contant geld, bankpassen, een gouden ketting en sandalen van het merk Gucci. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een of meer anderen, de inbraak heeft gepleegd en dat hij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs, waaronder DNA-materiaal, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om deel te nemen aan een scholings- of werktraject. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de inbraak, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en eerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de omstandigheden van de zaak en de noodzaak om de verdachte te begeleiden in zijn re-integratie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/143938-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die staan vermeld in het reclasseringsrapport van 11 september 2019.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege het onbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent bij de ten laste gelegde woninginbraak betrokken te zijn geweest. Getuige [naam getuige 1] heeft wel verklaard dat hij hem heeft herkend als de persoon die hij weg heeft zien rennen toen hij iemand ‘inbreker’ hoorde roepen en waar hij achteraan is gegaan, maar zijn verklaring is twijfelachtig. Hij heeft de persoon achter wie hij aan ging uit het oog verloren en is de verdachte later in de Plusmarkt aan het Ganzerikplein tegengekomen en toen heeft hij de verdachte aangewezen als de persoon die hij had zien wegrennen. Deze herkenning is niet bruikbaar voor het bewijs omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd op basis waarvan hij de verdachte heeft herkend. Ook had de verdachte andere kleding aan dan de persoon die was weggerend en zit er slechts een tijdsbestek van 7 minuten tussen de melding van de inbraak en het aantreffen van de verdachte. Het is onwaarschijnlijk dat de verdachte binnen dat tijdsbestek te voet naar de Plusmarkt, 850 meter verderop, is kunnen gaan en zich ook nog heeft kunnen omkleden. Daarnaast vindt deze verklaring geen steun in de verklaringen van de andere twee getuigen, [naam getuige 2] en [naam getuige 3] , en evenmin in de bevindingen van de politie. De door de laatstgenoemde getuigen gegeven beschrijving van de schoenen van één van de mannen die waren weggerend, namelijk schoenen met rode zolen, komt ook niet overeen met de schoenen die de verdachte aan had. De zolen van zijn schoenen waren roze met wit. Bovendien gaat het om een merk dat zeer gewild is onder jongeren en dus door meerdere jongeren wordt gedragen.
Wat is er gebeurd?
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen staat het volgende vast.
Op 15 juli 2019 heeft er een inbraak plaatsgevonden in de woning aan de [adres delict] . Getuige [naam getuige 2] liep buiten op de Teldersweg en zag toen dat een voor haar onbekende jongen haar lopend passeerde met een witte papieren Gucci tas en een zwarte ICI Paris tas in zijn handen. Zij zag dat hij omkeek in de richting van waar hij vandaan kwam. Toen zij ook die kant op keek, zag zij een tweede jongen uit het raam van de woning van haar buren aan de [adres delict] springen en direct wegrennen. Zij is achter de eerste jongen aangelopen en riep hard dat er ingebroken was. Getuige [naam getuige 1] liep op dat moment, samen met zijn vrouw, getuige [naam getuige 3] , op de Teldersweg. Hij had de jongen met de twee tassen ook gezien en liep achter deze jongen aan. Op het moment dat getuige [naam getuige 2] riep dat er was ingebroken, zag hij dat deze jongen sneller ging lopen en tussen de twee flats op de Kemperweg verdween. Hij zette de achtervolging in, maar verloor hem na deze flats uit het zicht. Hij heeft daarna verder gezocht, maar kon de verdachte daar niet meer vinden. Daarna is hij teruggegaan naar de Teldersweg en zag toen bij de Plusmarkt aan het Ganzerikplein de verdachte lopen. Hij herkende de verdachte als de persoon achter wie hij aan was gerend en heeft hem in de Plusmarkt aangehouden en vervolgens overgedragen aan de politie.
De politie is samen met getuige [naam getuige 1] naar de plek gelopen waar [naam getuige 1] de jongen uit het zicht was verloren en is daar met een speurhond de route gelopen die [naam getuige 1] eerder had gelopen toen hij achter de jongen aanging. Met behulp van de speurhond zijn op deze route in de struiken goederen aangetroffen, namelijk een klein zwart ICI Paris tasje en een grotere wit-zwarte Gucci tas, met rondom die tasjes diverse sierraden. Ook zijn er damesschoenen (sandalen) van het merk Gucci aangetroffen. Deze goederen zijn later door de aangeefster herkend als de goederen die uit haar woning waren gestolen. Bij deze goederen lag ook een breekijzer.
Verderop op deze route is in een mobiel toilet ook een zwarte jas van het merk The North Face aangetroffen. Op deze jas is DNA-materiaal aangetroffen dat, blijkens onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut, overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Verder heeft getuige [naam getuige 3] verklaard dat de jongen die wegrende en waar haar man, [naam getuige 1] , achteraan was gegaan schoenen met rode zolen aan had, en is gebleken dat de verdachte bij zijn aanhouding schoenen droeg waarvan de zolen (in ieder geval deels) rood van kleur waren.
Beoordeling
De rechtbank ziet geen reden om aan de herkenning van de verdachte door getuige [naam getuige 1] te twijfelen. Hij heeft de persoon die wegrende goed kunnen zien omdat hij er vlak achter liep. Bovendien is door hem eerder ook al het signalement van deze persoon aan de politie doorgegeven en het uiterlijk van de verdachte, zoals beschreven in de verklaring van deze getuige, komt overeen met dat signalement. Het uiterlijk van de verdachte, een licht getinte huidskleur en licht kroeshaar, betreft een opvallend uiterlijk dat niet veel voorkomt. Hij is daaraan dus ook gemakkelijk te herkennen. Daarbij komt dat dit wordt ondersteund door de aangetroffen spullen op de looproute en de waarneming van een andere getuige met betrekking tot de gedragen schoenen, zoals hiervoor weergegeven.
Gelet op al het voorgaande kan het niet anders dan dat de verdachte degene is geweest die met de gestolen spullen uit de woning kwam en wegrende. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt omdat de verdachte geen verklaring geeft voor zijn aanwezigheid in de buurt van de woning en het aantreffen van de goederen. Hij heeft, toen hij op de zitting werd geconfronteerd met het DNA-bewijs, enkel verklaard dat hij zijn jas wel eens heeft uitgeleend maar dat hij niet meer weet aan wie. Dit is, in het licht van het voorgaande, onvoldoende.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde woninginbraak. Hij heeft deze woninginbraak, tezamen en in vereniging met een ander of anderen gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 juni 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] ,
-een portemonnee met als inhoud 400 euro en
- bankpassen en
-een gouden ketting en
-oorbellen (merk Swarowski) en
-sandalen (merk Gucci),
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander of anderen een woninginbraak gepleegd en daarbij uit deze woning een aantal waardevolle goederen weggenomen. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Tevens ontstaan hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners en in de samenleving in het algemeen. Verder is bij deze woninginbraak ook schade toegebracht die moet worden hersteld en zijn er goederen weggenomen, hetgeen overlast en financieel nadeel oplevert voor de bewoner.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel eenmaal (in 2016) een transactie heeft gekregen voor poging tot diefstal van een brom-/snorfiets.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 11 september 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een turbulente jeugd gehad. Ondanks dat hij hier weinig over wil zeggen, blijkt er sprake te zijn geweest van huiselijk geweld en vroegtijdig schoolverlaten. In 2017 is hij gediagnosticeerd met een benedengemiddelde intelligentie, een aanpassingsstoornis en ADHD. Hij verklaart dat hij sinds 2018 betaald werk heeft bij het bedrijf ‘ [naam bedrijf] ’, maar volgens dit bedrijf was dit niet het geval; er was nog geen sprake van een lopend contract, maar dit bedrijf zou hem wel een kans hebben geboden om daar te komen werken. Volgens de referent was hij ongemotiveerd en begaf hij zich in een negatief sociaal netwerk. Dit bedrijf wil hem een nieuwe kans geven, maar dan zal hij wel motivatie moeten tonen.
De reclassering acht reclasseringstoezicht geïndiceerd. De verdachte is nog jong waardoor hij nog voldoende positief kan worden beïnvloed. De reclassering schat in dat, wanneer de verdachte een vertrouwensrelatie ontwikkelt met een reclasseringswerker, er meer zicht komt op de eventuele criminogene factoren waardoor er een passend plan van aanpak kan worden opgesteld. De reclassering is ook voornemens om in het kader van het reclasseringstoezicht, als dat wordt opgelegd, de situatie omtrent het werk van de verdachte nader te onderzoeken en hem hierin te begeleiden.
De reclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om zich in te zetten voor en mee te werken aan een scholings- of (vrijwilligers) werktraject.
Conclusies
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de straf zal worden beperkt tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich inzetten voor en meewerken aan een scholings- of (vrijwilligers)werktraject en de reclassering controleert dit bij de desbetreffende contactpersoon van de veroordeelde, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
mrs. G.P. van de Beek en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] ,
-een portemonnee (met als inhoud 400 euro) en/of
-een of meer bankpas(sen) en/of
-een gouden ketting en/of
-oorbellen (merk Swarowski) en/of
-sandalen (merk Gucci),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )