Op 16 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker, en een gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Roepel. De zaak betreft een geschil over een vaststellingsovereenkomst die op 30 mei 2014 is gesloten tussen partijen, waarbij de huurovereenkomst voor een horecagelegenheid werd beëindigd. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst, en eiste schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de afspraken in de vaststellingsovereenkomst niet meer rechtens afdwingbaar waren, omdat eiser door deze overeenkomst geen rechten meer kon ontlenen aan de beëindigde huurovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, omdat het voor gedaagde onmogelijk was om de afgesproken isolatiewerkzaamheden uit te voeren die nodig waren om geluidsoverlast te voorkomen. Eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.454,99 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.