ECLI:NL:RBROT:2019:8067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
10/960157-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor kinderporno en bewezenverklaring van gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van kinderporno en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit van kinderporno, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij het hosten van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist dat er kinderporno werd uitgewisseld via de filesharingdienst waar hij technisch verantwoordelijk voor was. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet of medeplichtigheid aan de kinderporno, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan gewoontewitwassen. De verdachte had in de periode van 28 januari 2011 tot en met 15 mei 2018 een aanzienlijk bedrag aan salaris ontvangen van bedrijven die betrokken waren bij illegale activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn salaris afkomstig was uit misdrijven, en dat hij dit geld had gebruikt voor persoonlijke uitgaven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op voor het witwassen van zijn salaris, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van witwassen op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960157-18
Datum uitspraak: 29 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Sovjet-Unie),
woonachtig [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] (Moldavië),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
P.I. Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. B.W. Newitt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.

4.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie.

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld (de op schrift gestelde pleitnota is aangehecht als bijlage II) dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Primair is aangevoerd dat voor de tenlastegelegde feiten geen rechtsmacht kan worden gevestigd door Nederland. Geen van de delictsbestanddelen zijn in Nederland vervuld. Uit het dossier volgt ook niet dat de tenlastegelegde beeldmaterialen werden gehost op servers in Nederland. Omdat het bedrijf [naam bedrijf 1] (of [naam bedrijf 2] ) niet in Nederland is gevestigd, de verdachte geen Nederlands staatsburger is en uit het dossier niet blijkt dat een Nederlands persoon slachtoffer is geweest van enige tenlastegelegde afbeelding, ontbreekt rechtsmacht.
Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte als medewerker van een tussenpersoon die een telecommunicatiedienst verleent een beroep op de vervolgingsuitsluitingsgrond uit artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toekomt, nu de officier van justitie de verdachte geen bevel in de zin van dit artikel heeft gegeven.
4.2.
Beoordeling
Rechtsmacht
Ingevolge artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op een ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Bij deelneming aan een misdrijf geldt daarbij als uitgangspunt dat elke deelnemingsvorm een strafbaar feit oplevert en dus een eigen plaats heeft, onafhankelijk van de plaats waar het grondfeit is/wordt gepleegd. Bepalend voor die eigen plaats is het antwoord op de vraag waar de medepleger zijn bijdrage heeft geleverd. Soms kunnen daarvoor meerdere plaatsen worden aangewezen, als plaats waar het strafbare feit is begaan. Hierbij is de feitelijke bijdrage die de verdachte zal hebben geleverd een mogelijke basis voor het medeplegen als ook de plaats waar de pleger één of meer bestanddelen van het delict heeft vervuld.
Nederland neemt sinds november 2013 deel aan een opsporingsonderzoek in Europees verband middels een Joint Investigation Team. Dit opsporingsonderzoek richt zich op een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezig houdt met online bankfraude.
Uit dit onderzoek bleek onder andere dat subjecten binnen dit onderzoek serverruimte huren bij het bedrijf [naam bedrijf 2] voor het plegen van strafbare feiten. Het bedrijf [naam bedrijf 2] is gevestigd in de Republiek Moldavië. De gehuurde servers werden onder meer gebruikt voor het versturen van spamberichten en het veroorzaken van DDoS-aanvallen. Het vermoeden is ontstaan dat [naam bedrijf 2] hiervan kennis draagt, maar in ruil voor geld deze diensten blijft aanbieden.
Verder is het vermoeden dat binnen de bedrijfsstructuur van [naam bedrijf 2] het geld wat afkomstig is uit misdrijven wordt witgewassen en/of opdracht wordt gegeven gelden afkomstig uit misdrijf wit te wassen.
Tijdens het onderzoek naar de activiteiten van [naam bedrijf 2] kwam het bedrijf [naam bedrijf 1] in beeld. [naam bedrijf 1] is een filesharinghost met een website die voor een ieder op het internet te benaderen is op
[naam mailadres], waarop de mogelijkheid wordt aangeboden om bestanden te plaatsen en te delen met andere gebruikers van deze dienst. Er bleek verwevenheid te bestaan tussen [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] , zowel op het gebied van bedrijfsvoering als ook op financieel gebied. Onderzoek wees verder uit dat op de servers van [naam bedrijf 1] kinderpornografisch beeldmateriaal wordt aangeboden.
[naam bedrijf 1] heeft meerdere servers verspreid over de wereld, waarop zij de bestanden opslaan. Een deel van deze servers staat in Nederland bij het bedrijf [naam bedrijf 3] te Naaldwijk en [naam bedrijf 4] te Utrecht (kantoor)/Amsterdam (datacenter). Van de in Nederland aanwezige servers is vastgesteld dat één daarvan dienst deed als verwijsserver, waarin bijgehouden werd welk bestand op welke server stond. Ook de front-end server van [naam bedrijf 1] stond in Nederland. Dat is de server via welke klanten, zowel up- als downloaders, de digitale infrastructuur van [naam bedrijf 1] benaderde.
Reeds nu is vastgesteld dat een deel van de servers die van belang waren voor de (online) bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf 1] (en [naam bedrijf 2] ) in Nederland stonden, kan worden geconcludeerd dat (ten minste een deel van) de tenlastegelegde gedragingen in Nederland hebben plaatsgevonden. Dat de verdachte, die werkzaam was voor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , zijn werkzaamheden feitelijk verrichtte vanuit Moldavië doet aan het voorgaande niet af. Dit alles maakt dat de strafbare feiten, waarvan de verdachte verdacht wordt, mede in Nederland hebben plaatsgevonden. Er is dus rechtsmacht op grond van artikel 2 Sr.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Vervolgingsuitsluitingsgrond artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte wordt vervolgd als medepleger. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 54a Sr blijkt dat deze bepaling zich enkel richt tot de tussenpersoon die een telecommunicatiedienst verleent 'als zodanig' hetgeen wil zeggen dat de reikwijdte van deze vervolgingsuitsluitingsgrond beperkt blijft tot de gevallen waarin de gedraging van de tussenpersoon niet uitstijgt boven het enkel vervullen van een min of meer faciliterende rol. In de Memorie van Toelichting wordt een onderscheid aangebracht in drie vormen waaruit bovenbedoelde dienstverlening op het gebied van elektronische communicatie kan bestaan. Achtereenvolgens wordt in dit verband met betrekking tot de activiteiten van de internet serviceproviders begripsmatig onderscheid aangebracht tussen 'mere conduit', 'caching' en 'hosting'. Kort gezegd, zien genoemde onderscheidingen op de intermediaire dienstverlener die slechts gegevens doorgeeft of toegang tot een communicatienetwerk verschaft ('mere conduit'), of die gegevens tijdelijk opslaat, met als enige doel de doorgifte van de gegevens aan andere afnemers en op hun verzoek efficiënter te maken ('caching') dan wel die de gegevens opslaat ('hosting'). De werking van artikel 54a Sr – met daarin opgenomen een geclausuleerde vrijstelling van aansprakelijkheid van de dienstverlener – is uitdrukkelijk beperkt tot deze drie vormen van betrokkenheid van de dienstverlener.
Het verwijt - en met name de aard van de betrokkenheid - dat de verdachte onder 1 wordt gemaakt, te weten het als medepleger opzetten en onderhouden van een filesharingsdienst teneinde het verspreiden van onwettige content door gebruikers van die dienst mogelijk te maken, valt buiten de in artikel 54a Sr beoogde begrenzing. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het verwijt is dat sprake was van een duidelijke rolverdeling bij de gezamenlijke uitvoering van het verwerven, het bezit en de verspreiding van kinderporno door [naam bedrijf 1] en de verschillende gebruikers. Deze mate van verweten betrokkenheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als slechts faciliterend van aard in bovenomschreven zin. Nu artikel 54a Sr geen vrijstelling beoogt te bieden voor de aan verdachte verweten gedragingen komt aan hem geen gerechtvaardigd beroep op artikel 54a Sr toe.
Ook dit deel van het verweer wordt verworpen.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak feit 1 (kinderporno)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie (het op schrift gestelde requisitoir is aangehecht als bijlage III) heeft aangevoerd dat bij de verdachte opzet, minst genomen in voorwaardelijke zin, op de kinderpornofeiten bestond. Verdachte wist er van, althans heeft de aanmerkelijke kans dat er via [naam bedrijf 1] kinderporno uitgewisseld zou worden, bewust aanvaard, aldus de officier van justitie. Ook is de officier van justitie van oordeel dat verdachte een beroep en gewoonte heeft gemaakt van het hosten van kinderpornografisch materiaal.
De officier van justitie leidt dit - onder verwijzing naar de resultaten van het politieonderzoek – af uit de feiten en omstandigheden dat verdachte:
  • al sinds de oprichting bij [naam bedrijf 1] is betrokken;
  • bekend is met het bedrijfsmodel van [naam bedrijf 1] en zelf heeft verklaard dat hij wist dat er illegale content werd gehost;
  • verantwoordelijk was voor het technisch functioneren van de site van [naam bedrijf 1] ;
  • een adminfunctie had voor het afhandelen van klachten, waaronder abusemeldingen;
  • een Webmoney-account voor [naam bedrijf 1] heeft geopend en kon beschikken over de zich daarop bevindende geldbedragen;
  • toegang had tot de bitcoins van [naam bedrijf 1] .
Beoordeling
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op de filesharingsdienst [naam bedrijf 1] kinderporno werd aangeboden. De verdachte verrichtte technische ondersteuning aan deze website.
De vraag die voorligt is of bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen opzettelijk verwerven, bezitten en verspreiden van de kinderporno. Daarvoor is opzet vereist.
Opzet?
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks bewijs voor de conclusie dat de verdachte wist dat door gebruikers van [naam bedrijf 1] kinderpornobestanden werden uitgewisseld, laat staan dat hij daar enige actieve bemoeienis mee heeft gehad. De verdachte heeft zelf verklaard nooit iets met betrekking tot kinderporno te hebben gezien op [naam bedrijf 1] , met uitzondering van één keer, een maand voor zijn aanhouding, toen hij bij het overzetten van een “live chat-applicatie” naar een andere server een
abuse-melding van kinderporno was tegengekomen. Hij zou dit hebben gemeld bij zijn werkgever [naam werkgever] , die naar zijn weten belast was met de afhandeling van
abuse-meldingen.
Voorwaardelijk opzet?
Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank het volgende. Vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en tevens dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Uit onderzoek is gebleken dat [naam bedrijf 1] 131 servers in gebruik had waarop tientallen miljoenen bestanden stonden, terwijl de aangetroffen bestanden van kinderpornografische aard – te weten 5063 bestanden – hiervan slechts een fractie vormden. Nog daargelaten of naar algemene ervaringsregels de kans dat door gebruikers van [naam bedrijf 1] kinderpornobestanden werden uitgewisseld aanmerkelijk te noemen is, blijkt nergens uit dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat op [naam bedrijf 1] illegale software en (volwassenen) porno werd uitgewisseld vormt daarvoor geen onderbouwing. Evenmin blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij de afhandeling van
abuse-meldingen betreffende kinderporno. Gelet hierop is ook van voorwaardelijk opzet geen sprake.
Medeplichtigheid?
Nu geen bewijs voor handen is dat verdachte wetenschap had van het hosten van kinderporno door [naam bedrijf 1] , kan evenmin tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid daaraan, zoals tenlastegelegd onder feit 1 subsidiair, gekomen worden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair (medeplegen) en subsidiair (medeplichtigheid) tenlastegelegde.
5.2
Bewezenverklaring feit 2 (witwassen)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie vindt verdachte schuldig aan gewoontewitwassen in de periode van 28 januari 2011 tot en met 15 mei 2018 met betrekking tot de inkomsten van de bedrijven [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] en zijn salaris.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde witwassen van de inkomsten van [naam bedrijf 2] (€ 3.221.418) en [naam bedrijf 1] (€ 2.490.606) niet bewezen kan worden omdat de verdachte geen strafrechtelijk relevante beschikkingsmacht heeft gehad over die bedragen. Daarvoor dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het bedrag dat ziet op verdachtes salaris (€ 537.494) is aangevoerd dat vrijspraak moet volgen voor opzetwitwassen. Nu de verdachte heeft erkend dat hij vermoedde dat sprake was van het delen van (volwassenenen) pornografie en software zonder toestemming van de auteursrechthebbenden kan het tenlastegelegde ‘redelijkerwijs (moeten) vermoeden’ wel worden bewezen.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte in de periode van 2015 tot en met 2018 een totaalbedrag van
€ 537.494 aan loon heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden aan [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] . Uit het onderzoek is gebleken dat [naam bedrijf 2] een zgn Bulletproof Hoster is die ingezet wordt voor verschillende strafbare feiten, waaronder ict-aanvallen op financiële instellingen en andere ict gerelateerde misdrijven. De verdachte heeft erkend het vermoeden te hebben gehad dat bij [naam bedrijf 1] - onderdeel van het bedrijvenverband van [naam bedrijf 2] - porno en software werd gedeeld zonder toestemming van de auteursrechthebbenden. Dat is strafbaar op grond van de Nederlandse Auteurswet.
Daarmee kan worden gezegd dat de verdachte zijn salaris ontving voor werkzaamheden voor een bedrijf dat zijn inkomsten deels verdiende met het ontplooien van illegale activiteiten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte in die periode de loonbetalingen als illegale opbrengst via ePayments heeft verworven en deze geldbedragen ook heeft gebruikt. Immers heeft de verdachte met dat geld betalingen gedaan aan een medewerker, zijn familie onderhouden en heeft hij geld gedoneerd aan het plaatselijke weeshuis.
Ten aanzien van de inkomsten van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] dient vrijspraak te volgen. Weliswaar had de verdachte technisch gezien toegang tot een aantal van de betaalsystemen van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] (zoals Webmoney en Bitcoins), echter niet is komen vast te staan dat de verdachte ook bevoegd was om over de inkomsten van deze bedrijven te beschikken. Die beschikkingsbevoegdheid lag volgens de verdachte bij [naam werkgever] van wie ook alle betalingen aan de verdachte onder de noemer salaris afkomstig waren. Ook heeft de verdachte verklaard dat zodra er geld binnenkwam op de gezamenlijke rekening, [naam werkgever] het geld meteen eraf haalde. Er zijn geen bewijsmiddelen aangetroffen die de verklaring van de verdachte op dit punt weerspreken.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 2 ten laste gelegde feit, voorzover dat ziet op zijn salarisontvangsten.
In bijlage IV heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
Hij in de periode van
14 juli 2015tot en met 15 mei 2018 in Nederland en/of Bulgarije en/of elders ter wereld,
(telkens)
voorwerpen, te weten geldbedragen,
van zijn salaris ontvangen in
ePayments, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte redelijkerwijs moest vermoeden
dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf terwijl hij, verdachte van bovengenoemd feit een gewoonte
heeft gemaakt
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Over de strafbaarheid van feit 2 wordt het volgende overwogen. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het witgewassen geldbedrag afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, namelijk het aanbieden van software zonder toestemming van de auteursrechthebbenden. Dat staat echter aan de strafbaarheid van dit feit niet in de weg nu de verdachte een deel van zijn salaris heeft gebruikt. De zogeheten ‘eigen misdrijf exceptie’ is dan ook niet van toepassing.
Het bewezen feit levert op:
Een gewoonte maken van witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag. Witwassen tast de integriteit aan van het [ internationale] financiële en economisch verkeer aan, kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie.
Verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft zijn eigen financiële belangen laten prevaleren. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 september 2018.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank alleen het witwassen voor een beperkte periode bewezen. Dat dient tot uitdrukking te komen in de straf en dat maakt dat de rechtbank een aanzienlijk lagere straf aan de verdachte zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen, de laptop en de sd-kaart, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (aangehecht als bijlage V), verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat de verdachte, in het belang van het onderzoek, afstand doet van de onder hem in beslag genomen goederen en gegevensdragers.
9.3.
Beoordeling
Het in beslag genomene, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal verbeurd worden verklaard.
De voorwerpen zijn door middel van het strafbare feit verkregen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiar ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
Hij in of omstreeks de periode van
10 juni 2013tot en met 15 mei 2018 op locaties in
Nederland en/of Bulgarije en/of Thailand en/of elders wereld
tezamen en in verenging met het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of een ander of anderen, althans alleen,
een gewoonte en/of beroep heeft/hebben gemaakt van
het één of meermalen (telkens) afbeeldingen, te weten foto’s en/of films en/of video’s en/of gegevensdragers bevattende afbeelding(en) verspreiden en/of verwerven en/of in bezit hebben en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar was/waren, waarbij
(telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was
betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakelijk
weergegeven bestonden uit:
het
met de penis en/of een voorwerp en/of (een) vinger(s)/hand(en) en/of mondoraal,
vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het
met de penisoraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander)
persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 1] , p. B-135)
(afbeelding 2, 4 en 5, p. B-486)
en/of
het
met de penis en/of (een) vinger(s)/hand(en)betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het
met de penis en/of (een) vinger(s)/de hand(en)betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(afbeelding 3, p. B-486)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of
poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich
(vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(videobestand: [naam videobestand 3] , p. B-467)
(afbeelding 1, 6, 7, 8, 9 en 10, p. B-486 - 487)
[naam bestand 1] , p. B-593 - 594)
( [naam bestand 2] , p. B-595 - 596)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(afbeelding 5, p. B-487)
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[naam bedrijf 1] en/ofeen of meerdere perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van
10 juni 2013tot
en met 15 mei 2018 te op diverse locaties in Nederland en/of
de rest vande wereld
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte en/of beroep heeft/hebben gemaakt van het één of meermalen (telkens) afbeeldingen, te weten foto’s en/of films en/of video’s en/of gegevensdragers bevattende afbeelding(en) te verspreiden en/of verwerven en/of in bezit hebben en/of zich door middel van een
geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe te verschaffen,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar was/waren, waarbij
(telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was
betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakelijk
weergegeven bestonden uit:
het
met de penis en/of een voorwerp en/of (een) vinger(s)/hand(en) en/of mondoraal,
vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het
met de penisoraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander)
persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 1] , p. B-135)
(afbeelding 2, 4 en 5, p. B-486)
en/of
het
met de penis en/of (een) vinger(s)/hand(en)betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het
met de penis en/of (een) vinger(s)/de hand(en)betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(afbeelding 3, p. B-486)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of
poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich
(vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote)
geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(videobestand: [naam videobestand 3] , p. B-467)
(afbeelding 1, 6, 7, 8, 9 en 10, p. B-486 - 487)
( [naam bestand 1] , p. B-593 - 594)
( [naam bestand 2] , p. B-595 - 596)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(videobestand: [naam videobestand 2] , p. B-135)
(afbeelding 5, p. B-487)
bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 10 juni 2013 tot en met 15 mei 2018 op locaties in Nederland en/of Bulgarije en/of Thailand opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte,
- zorg gedragen voor de technische inrichting en ondersteuning voor het functioneren van de servers van [naam bedrijf 1] , en/of
- niet ingegrepen teneinde kinderpornografische afbeeldingen te verwijderen nadat er melding(en) was/waren gemaakt van de aanwezigheid van dergelijke afbeeldingen op servers van [naam bedrijf 1] .
2.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
28 januari 2011tot en met 15
mei 2018 in Nederland en/of Bulgarije en/of Thailand en/of elders ter wereld,
(telkens)
tezamen en in verenging met
de bedrijven [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 1] en/ofeen ander of
anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en),
namelijk omgerekend 2.490.606
euro inkomsten van het bedrijf [naam bedrijf 2] en/of omgerekend 3.221.418 euro inkomsten
van het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of omgerekend 537.494 euro van zijn salaris ontvangen in
ePayments, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat dit/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van bovengenoemd(e) feit(en) een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;