ECLI:NL:RBROT:2019:7984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
5497371 \ CV EXPL 16-8587 en 5968798 CV EXPL 17-3449eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en bewijsopdracht in huurovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, heeft de eiseres, Handelsonderneming Aarts Heftrucks B.V., schadevergoeding gevorderd van de gedaagden, Old Dutch Wood B.V., Old Dutch Wood Verhuur B.V. en Luanti B.V., naar aanleiding van een huurovereenkomst. De eiseres stelde dat de gedaagden niet voldaan hadden aan hun verplichtingen om het gehuurde pand in de oorspronkelijke staat op te leveren. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen van 26 april 2018 en 2 mei 2019 geoordeeld dat de gedaagden niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd, wat betekent dat de afspraken over het herstel van het pand niet zijn nagekomen. De eiseres heeft vervolgens geprobeerd haar schade te onderbouwen met verschillende facturen en offertes, maar de kantonrechter oordeelde dat deze onvoldoende onderbouwd waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden wel aansprakelijk zijn voor bepaalde kosten, zoals een factuur van VADO en de vervanging van een wandplaat, maar dat de overige schade niet voldoende was aangetoond. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 4.840,50, te vermeerderen met wettelijke rente. De eiseres is in de proceskosten veroordeeld, terwijl de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van schadeclaims in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummers: 5497371 \ CV EXPL 16-8587 en 5968798 CV EXPL 17-3449
uitspraak: 10 oktober 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak met nummer 5497371 CV EXPL 16-8587 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Handelsonderneming Aarts Heftrucks B.V.,
gevestigd te Amerzoden,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.G.W. van Kessel,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Old Dutch Wood B.V.,
gevestigd te Velddriel en kantoorhoudende te Meerkerk,
gedaagde sub 1,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Old Dutch Wood Verhuur B.V.,
gevestigd te Velddriel en kantoorhoudende te Meerkerk,
gedaagde sub 2,
3.
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde sub 3,
gemachtigde voor gedaagden sub 1 tot en met 3: mr. S. Kroesbergen.
en in de zaak met nummer 5968798 CV EXPL 17-3449 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Handelsonderneming Aarts Heftrucks B.V.,
gevestigd te Amerzoden,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.G.W. van Kessel,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Luanti B.V.,
gevestigd te Giessenburg, kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde sub 1,
die niet is verschenen noch om uitstel heeft verzocht,
2.
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde sub 2,
gemachtigde mr. S. Kroesbergen.
Partijen worden hierna aangeduid als “Aarts” en “ODW”, “ODW Verhuur”, “ [naam gedaagde] ” en “Luanti”.

1.Het verdere verloop van de procedure

in de zaak met zaaknummer 5497371 CV EXPL 16-8587:
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis van 2 mei 2019 en de daaraan ten grondslag liggende producties:
  • de antwoordakte na tussenvonnis aan de zijde van Aarts, met productie;
  • de akte aan de zijde van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] .
in de zaak met zaaknummer 5968798 CV EXPL 17-3449:
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis van 2 mei 2019 en de daaraan ten grondslag liggende producties:
  • de antwoordakte na tussenvonnis aan de zijde van Aarts, met productie;
  • de akte aan de zijde van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] .
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

In beide zaken:
2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in de vonnissen van 26 april 2018 en 2 mei 2019 is overwogen en beslist. Dit wordt hier als overgenomen beschouwd.
2.2.
In het vonnis van 26 april 2018 heeft de kantonrechter ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat met Aarts is afgesproken dat zij in de week na 1 augustus 2016 de werkzaamheden nog mochten afmaken om het pand op te leveren in de staat zoals zij die bij aanvang van de huurovereenkomst was. ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] hebben in dit kader twee getuigen doen horen tijdens de zitting van 3 oktober 2018.
2.3.
In het vonnis van 2 mei 2019 heeft de kantonrechter geoordeeld dat ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. Het gevolg hiervan is dat het bestaan van de afspraak dat ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] na 1 augustus 2016 nog werkzaamheden mochten verrichten om het pand weer in de juiste staat te brengen niet is komen vast te staan.
2.4.
Nu ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd heeft dit tot gevolg – zoals in het vonnis van 26 april 2018 al is overwogen – dat de kosten voor herstel en het brengen van het pand in de staat zoals deze bij aanvang van de huurovereenkomst was voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] komen. De kantonrechter heeft vervolgens Aarts bij vonnis van 2 mei 2019 in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat al de door haar gestelde kosten zien op schade die op grond van de vaststellingsovereenkomst valt onder de verplichting van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] tot herstel althans oplevering in dezelfde staat als bij aanvang van de huurovereenkomst. Aarts dient dit per door haar gestelde schadepost te bewijzen. Dit betekent dat Aarts per door haar overgelegde factuur (van productie 14 van de dagvaarding) zal moeten bewijzen dat die schade voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] komt op grond van de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen verplichting tot herstel althans oplevering in dezelfde staat als bij aanvang van de huurovereenkomst.
2.5.
Volgens Aarts bestaat haar schade uit de volgende facturen/offertes:
A. Bezemschoon opleveren van het gehuurde.
Factuur [naam bedrijf 1] ad € 240,50 (excl. btw):
a. Vegen terrein.
Factuur [naam bedrijf 2] ad € 717,26 (excl. btw):
a. Opruimen buitenterrein.
b. Afvoeren afval.
B. Herstellen schade bedrijfspand buitengevel bekleding, interieur, vloer, elektra, keuken, etc.
Offerte [naam bedrijf 3] ad € 17.750,25 (excl. btw):
a. Glasblokken voorgevel vervangen
b. Paneel vervangen overheaddeur nr. 1
c. Schilderen overheaddeur nr. 1
d. Leveren en plaatsen keukenblok gelijk aan voormalige keuken
e. Beschadigde vloeren herstellen
f. Wasbak vernieuwen
Offerte [naam bedrijf 4] ad € 2.760,00 (excl. btw):
a. Herstellen kantine in staat van 1 april 2012, incl. buitenzijde.
Offerte [naam bedrijf 5]
i.v.m. buitengevelbekledingad € 23.250,00 (excl. btw):
a. Herstellen complete buitengevel en gevelbekleding.
2.6.
Aarts heeft bij haar antwoordakte na tussenvonnis ter voldoening van de bewijsopdracht in eerste instantie verwezen op al hetgeen zij heeft gesteld en in het bijzonder naar haar akte na comparitie van 4 mei 2017, randnummers 24-30. In deze akte heeft Aarts verwezen naar de offertes van productie 14 van de dagvaarding. Tevens heeft Aarts in de akte na comparitie gewezen op de waarde zonder (€ 780.000,-) en met (€ 725.000,-) onderhavige gebreken zoals vastgesteld door de NVM-bedrijfsmakelaar [naam] te Zaltbommel van 16 november 2016 en op de verkoopwaarde van het gehuurde van € 713.000,-.
Voorts heeft Aarts bij haar antwoordakte na tussenvonnis ter onderbouwing van haar schade verwezen naar de inspectierapporten bij aanvang van de huur (2 april 2012) en na het beëindigen van de huur (1 augustus 2016).
Als laatste heeft Aarts bij haar antwoordakte na tussenvonnis een calculatie van [naam bedrijf 6] overgelegd (productie 23) per door Aarts gestelde schadepost. De deskundige van [naam bedrijf 6] heeft de totale schade begroot op € 64.130,- (inclusief btw). Deze berekening is gemaakt op basis van de huidige prijzen, zodat volgens Aarts zal moeten worden teruggerekend naar 1 augustus 2016.
Volgens Aarts heeft zij hiermee de door haar gevorderde schade voldoende onderbouwd.
2.7.
ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] hebben zich op het standpunt gesteld dat Aarts haar schade onvoldoende heeft onderbouwd en niet heeft voldaan aan haar bewijsopdracht. ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] hebben hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Aarts heeft offertes overgelegd, maar bij geen van de offertes is onderbouwd dat de betreffende werkzaamheden noodzakelijk zijn voor herstel c.q. terugbrengen in de oude staat van het gehuurde. Voorts heeft Aarts op geen enkele wijze onderbouwd dat schade is geleden, want het pand is verkocht aan een derde voor een hogere prijs dan waarvoor Aarts het pand aan [naam gedaagde] heeft aangeboden. Aarts heeft tevens niet per post gereageerd en heeft tevens geen rekening gehouden met het feit dat het geen nieuw pand was. Elk punt van slijtage en normaal gebruik wordt onder de noemer schade gebracht.
Volgens ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] zijn zij alleen aansprakelijk voor het vervangen van de wandbekleding ten bedrage van € 600,- en voor de factuur van VADO van € 240,50.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Aarts niet in haar bewijsopdracht is geslaagd en overweegt daartoe als volgt. Aarts moest per door haar overgelegde factuur (van productie 14 van de dagvaarding) bewijzen dat die schade voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] komt, omdat zij volgens de vaststellingsovereenkomst ervoor moeten zorgen dat het gehuurde wordt hersteld althans opgeleverd in dezelfde staat als bij aanvang van de huurovereenkomst. Het had daarom op de weg van Aarts gelegen om per schadepost toe te lichten waarom die voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] komt en dat Aarts ook de kosten van het herstel zou toelichten. Aarts heeft in dit kader verwezen naar de stukken die zij al eerder had ingebracht. Uit de inspectierapporten van Aarts blijkt weliswaar dat de situatie bij het begin van de huurovereenkomst in 2012 anders was dan de situatie bij het einde in 2016, maar onvoldoende blijkt hieruit dat deze gebreken (in zijn geheel) voor rekening ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] dienen te komen. Aarts is daarom in de gelegenheid gesteld om dit nader toe te lichten. Dat heeft Aarts in haar antwoordakte na tussenvonnis echter niet gedaan
Ook als er wel vanuit gegaan wordt dat alle geconstateerde gebreken voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] komen en deze ten onrechte niet hersteld zijn voor de oplevering, dan zijn de kosten van herstel onvoldoende onderbouwd door Aarts. Aarts heeft namelijk geen toelichting gegeven op de facturen en offertes die zij heeft overgelegd. Ook is niet onderbouwd dat de geoffreerde werkzaamheden daadwerkelijk verricht zijn. Onvoldoende is daarom vast komen te staan dat deze schade geleden is door Aarts.
De calculatie van [naam bedrijf 6] is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin voldoende onderbouwing van de door Aarts gestelde schade. Deze calculatie is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te volgen.
Dit betekent dat Aarts onvoldoende heeft onderbouwd dat de door haar gestelde schade het gevolg is van het niet juist herstellen of opleveren van het gehuurde door ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] na het einde van de huurovereenkomst.
2.9.
Aarts is weliswaar niet in haar bewijsopdracht geslaagd, maar gelet op het vonnis van 2 mei 2019 komen de kosten voor herstel en het brengen van het pand in de staat zoals deze bij aanvang van de huurovereenkomst was wel voor rekening van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] .
ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] hebben in dit kader erkend dat zij de factuur van VADO ten bedrage van € 240,50 zullen moeten betalen en dat zij een bedrag van € 600,- moeten betalen voor de vervanging van een wandplaat. Deze bedragen zullen daarom worden toegewezen.
De kantonrechter zal het andere deel van de schade schattenderwijs vaststellen, want op basis van de inspectierapporten staat wel vast dat het gehuurde in ieder geval niet bezemschoon en netjes is opgeleverd en dat sprake is van beschadigingen van het gehuurde. De totale herstelkosten hiervan schat de kantonrechter naar redelijkheid en billijkheid op € 4.000,-. Dit betekent dat ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] zullen worden veroordeeld om in totaal een bedrag van € 4.840,50 (€ 240,50 + € 600,- + € 4.000,- = € 4.840,50) aan schadevergoeding aan Aarts te betalen voor de schade en gebreken aan de bedrijfsruimte als gevolg van ondeugdelijke oplevering.
2.10.
Aarts heeft tevens gevorderd ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 2.457,12 en Luanti en [naam gedaagde] te veroordelen in de contractuele buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten van € 2.915,92. Aarts heeft deze kosten gevorderd op grond van de wettelijke staffel of artikel 17.1 ROZ-bepalingen. Aarts heeft echter geen aanmaning overgelegd of anderszins onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. Daarnaast blijkt uit de dagvaardingen dat ODW, ODW Verhuur, [naam gedaagde] en Luanti reeds een bedrag van € 64.635,- aan schadevergoeding aan Aarts hebben betaald en in dit bedrag een bedrag van € 4.156,44 is inbegrepen voor contractuele incassokosten/advocaatkosten/griffiegelden e.d. De kantonrechter ziet daarom geen grond om in deze procedure deze kosten nog een keer toe te wijzen.
2.11.
De gevorderde wettelijke rente (artikel 6:119 BW) zal worden toegewezen over het toegewezen bedrag aan schadevergoeding vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
2.12.
Omdat aan Luanti verstek is verleend en zij dus geen verweer heeft gevoerd, zal zij ook worden veroordeeld tot hetzelfde als waartoe ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] zijn veroordeeld. De kantonrechter zal de veroordeling daarom hoofdelijk jegens alle partijen uitspreken.
2.13.
Nu Aarts grotendeels in het ongelijk is gesteld, wordt zij in de proceskosten en nakosten van deze procedures veroordeeld.
Luanti heeft geen kosten gemaakt.
De kosten ten aanzien van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] worden als volgt toegewezen.
In de zaak met zaaknummer 5497371 CV EXPL 16-8587:
€ 2.343,25 aan salaris gemachtigde (1 punt voor conclusie van antwoord, 1 punt voor de zitting van 29 maart 2017, ½ punt voor de akte van 29 juni 2017, ½ punt voor de zitting van 29 november 2017, geen punt voor het op 3 oktober 2018 gehouden getuigenverhoor (niet geslaagd in bewijsopdracht), geen punt voor de akte na enquête (niet geslaagd in bewijsopdracht) en ¼ punt voor de akte na tussenvonnis, met een waarde van € 721,- per punt);
in de zaak met zaaknummer 5968798 CV EXPL 17-3449:
€ 1.261,75 aan salaris gemachtigde (1 punt voor conclusie van antwoord, ½ punt voor de zitting van 29 november 2017, geen punt voor het op 3 oktober 2018 gehouden getuigenverhoor (niet geslaagd in bewijsopdracht), geen punt voor de akte na enquête (niet geslaagd in bewijsopdracht) en ¼ punt voor de akte na tussenvonnis, met een waarde van € 721,- per punt).

3.De beslissing

De kantonrechter:
In beide zaken:
veroordeelt ODW, ODW Verhuur, [naam gedaagde] en Luanti hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Aarts van het bedrag van € 4.840,50 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 31 oktober 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Aarts in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ODW, ODW Verhuur en [naam gedaagde] vastgesteld op:
in de zaak met zaaknummer 5497371 CV EXPL 16-8587
€ 2.343,25 aan salaris gemachtigde
en indien Aarts niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
in de zaak met zaaknummer 5968798 CV EXPL 17-3449:
€ 1.261,75 aan salaris gemachtigde
en indien Aarts niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
in de zaak met zaaknummer 5968798 CV EXPL 17-3449:
veroordeelt Aarts in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Luanti vastgesteld op nihil:
verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688