In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over hun drie minderjarige kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De ouders hebben betoogd dat zij het verblijf van de minderjarigen in pleeggezinnen accepteren en dat een gezagsbeëindigende maatregel niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft echter twijfels over de duurzame instemming van de ouders, gezien hun patroon van aanvankelijke acceptatie gevolgd door weerstand en strijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving te bieden, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en voogden te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en benoemt Jeugdbescherming West als voogd voor [naam kind 1] en [naam kind 2], en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor [naam kind 3]. De rechtbank benadrukt dat de beëindiging van het gezag niet betekent dat de banden tussen de ouders en de kinderen verbroken worden, maar dat het in het belang van de kinderen is dat zij regelmatig contact blijven houden met hun ouders.