ECLI:NL:RBROT:2019:7880

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
10/120611-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld in vereniging

Op 13 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld in vereniging. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.A. van Gemeren. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een ander een postpakket had weggenomen van een pakketbezorger, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een locatiegebod.

De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf noodzakelijk maakten. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en er waren zorgen over zijn functioneren en de mogelijkheid van recidive. De rechtbank besloot om het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks het verzoek van de verdediging om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de verdachte in aanmerking kwam voor het adolescentenstrafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/120611-19
Datum uitspraak: 13 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een locatiegebod en de verplichting tot het hebben van een zinvolle dagbesteding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 mei 2019 te Dordrecht
op de openbare weg, de [plaats delict] , tezamen en in vereniging met een ander,
een postpakket, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , en/of een ander, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [naam slachtoffer] te omsingelen, en
- (vervolgens) (onverhoeds en met kracht) dat pakket weg te trekken/weg te rukken vanuit de handen van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer was als pakketbezorger aan het werk en moest een pakketje met daarin een iPhone bezorgen. Toen er niet open werd gedaan, zag het slachtoffer de verdachten om zijn bus in zijn richting komen lopen. Hij werd door hen omsingeld en het pakket dat hij in zijn handen had, werd door de verdachte vastgepakt en met kracht weggegrist. Beide verdachten zijn weggerend en het slachtoffer heeft hen achtervolgd.. De verdachte is door twee mannen waar hij langs rende naar de grond gewerkt, met het pakketje nog in zijn handen.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen enkel respect voor andermans eigendommen getoond. Het slachtoffer werd tijdens zijn werk als bezorger overvallen en zal mede om die reden daarvan - naar de ervaring leert - nog geruime tijd hinder ondervinden bij de uitoefening van zijn werkzaamheden en op zijn hoede zijn. Daarnaast dragen dit soort feiten bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. De verdachte heeft zich aan dit alles echter niets gelegen laten liggen en uitsluitend oog gehad voor het financiële gewin van hem en zijn mededader.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 augustus 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een achttienjarige jongen zonder justitiële voorgeschiedenis, die wordt verdacht van een straatroof. Hij beroept zich op zijn zwijgrecht, waardoor concrete informatie over de factoren die van invloed waren op het delict ontbreken. In het geval van een veroordeling zijn er een aantal zorgelijke factoren die mogelijk invloed kunnen hebben op de recidive.
De verdachte beschikte voor zijn preventieve hechtenis niet over een zinvolle dagbesteding. Hij was voornamelijk met jongens op straat aan het ‘chillen’ en hij had een laag inkomen. De verdachte zegt dat hij geen behaalde diploma’s heeft, maar dat hij wel gemotiveerd is om deze te behalen.
De ouders van de verdachte zijn positief bij hem betrokken en ondersteunen hem in het nakomen van afspraken. Tegelijkertijd geeft de moeder van de verdachte aan dat haar hulp en steun beperkingen kennen. Om die reden is de hulp van PIT010 ingeschakeld en zal de verdachte worden aangemeld bij De Nieuwe Kans. In deze trajecten zal hij intensief praktisch ondersteund worden in het behalen van eigen gestelde doelen en het toewerken naar scholing en/of werk.
Er zijn geen aanwijzingen voor problemen op het gebied van middelengebruik. Wel zijn er aanwijzingen dat de verdachte op een laag niveau functioneert. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de verdachte gebaat is bij duidelijkheid en structuur. Sinds 16 juli 2019 loopt de verdachte in een schorsingstoezicht en heeft hij een locatiegebod dat met elektronische controle gecontroleerd wordt. Dit biedt hem structuur en dat gaat tot op heden goed.
Inschatting van de risico’s
De risico’s op recidive en letselschade worden ingeschat als gemiddeld. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden kan niet worden ingeschat, omdat de verdachte geen justitiële voorgeschiedenis of begeleidingstraject heeft gehad.
Advies
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is een achttienjarige, die jonger oogt dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Er zijn indicaties dat hij een verstandelijke beperking heeft. Hij kan zijn eigen gedrag en handelen moeilijk zelfstandig organiseren en is hierin afhankelijk van zijn vader en moeder. Er zijn aanwijzingen dat hij het lastig vindt om de gevolgen van zijn gedrag in te schatten. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is er een goed lopend contact bij de volwassenenreclassering. Desalniettemin zijn er, kijkend naar de persoon van de verdachte, voldoende indicaties dat toepassing van het jeugdstrafrecht passend is en dat een pedagogisch gerichte aanpak van toepassing en ook mogelijk is.
De verdachte heeft een periode in preventieve hechtenis gezeten in de Penitentiaire Inrichting in Dordrecht. Hoewel hij zich daar redelijk staande hield, acht de reclassering dit een onwenselijke situatie voor de verdachte met het oog op zijn beïnvloedbaarheid. Een plaatsing in een groepsgericht leefklimaat, zoals die wordt aangeboden in een justitiële jeugdinrichting, acht de reclassering meer passend.
Indien de verdachte wordt veroordeeld, adviseert de reclassering aan de verdachte een leerstraf in de vorm van de gedragsinterventie So-Cool op te leggen en daarnaast een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante begeleiding door PIT010 of een soortgelijke hulpverlener;
- een locatiegebod op het verblijfadres van de verdachte;
- de verplichting te beschikken over een zinvolle dagbesteding van minimaal 24 uur per week.
Er wordt geadviseerd aan de reclassering de opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Adolescentenstrafrecht
De verdediging heeft - gezien het advies van de reclassering - verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat gezien de ernst van het feit, toepassing van het adolescentenstrafrecht niet voor de hand ligt. Uit het reclasseringsrapport komen bovendien onvoldoende concrete aanwijzingen naar voren dat de persoon van de verdachte aanleiding vormt tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal om die reden het volwassenenstrafrecht toepassen.
7.4.2.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (in die zin dat de equivalent van het volwassenenstrafrecht zal worden opgelegd).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden. De veroordeelde moet zich zo frequent melden als de reclassering nodig acht;
2. de veroordeelde laat zich begeleiden door PIT010 (of een soortgelijke hulpverlener), te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van deze begeleiding worden gegeven;
3. de veroordeelde is, zolang de reclassering dat nodig vindt, op vooraf gestelde tijdstippen op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en zijn moeder en is mede afhankelijk van zijn dagbesteding. Het huidige verblijfadres is [adres verdachte] in Rotterdam. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering hiervoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland tenzij de reclassering hiervoor toestemming geeft;
4. de veroordeelde wordt verplicht te beschikken over een zinvolle dagbesteding van minimaal 24 uur per week, of zich tot het verkrijgen van een dagbesteding in te spannen, zolang de reclassering dit nodig vindt. De veroordeelde dient hiertoe mee te werken aan de begeleiding van De Nieuwe Kans, indien de reclassering dit nodig acht;
5. de veroordeelde volgt een CoVa training (of een soortgelijke gedragsinterventietraining) ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 3 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en C.M. van Esch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Dordrecht
op of aan de openbare weg, de [plaats delict] , althans een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een postpakket, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , en/of een ander, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer] te omsingelen, en/of
- te grijpen naar de achterzijde van zijn, verdachtes, broeksriem alsof hij een wapen trok, en/of
- (vervolgens) (onverhoeds en/of met kracht) dat pakket weg te trekken/weg te rukken van onder een arm/vanuit de hand(en) van die [naam slachtoffer] .