ECLI:NL:RBROT:2019:7828
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een gebiedsverbod op grond van de Gemeentewet in het kader van de openbare orde
Op 3 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A. Oosterveen, had bezwaar gemaakt tegen een gebiedsverbod dat door de burgemeester van Rotterdam was opgelegd op basis van artikel 172a van de Gemeentewet. Dit verbod, dat op 11 september 2019 was ingegaan, verbood verzoeker zich gedurende drie maanden in een specifiek gebied te begeven, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een ernstige verstoring van de openbare orde, namelijk de moord op een slachtoffer. De burgemeester had geoordeeld dat verzoekers aanwezigheid in het gebied een gevaar voor de openbare orde vormde.
Tijdens de zitting op 3 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoeker betwistte de ernst van de verstoring van de openbare orde en stelde dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen. Hij gaf aan geen andere verblijfplaats te hebben dan in de wijk waar het gebiedsverbod van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester in redelijkheid het belang van de openbare orde zwaarder mocht laten wegen dan de persoonlijke belangen van verzoeker. De rechter concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat verzoeker betrokken was bij de moord en dat zijn terugkeer in het gebied waarschijnlijk tot verdere verstoringen zou leiden.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat het besluit van de burgemeester naar verwachting stand zou houden in bezwaar. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, in aanwezigheid van griffier mr. W. van den Berg. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.