Beoordeling
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de verdachte ervan op de hoogte was dat [naam slachtoffer 2] door haar toenmalige partner mishandeld werd. Zij moet hebben geweten dat dit maakte dat ook [naam slachtoffer 1] risico liep. De rechtbank slaat daarbij acht op het navolgende.
De biologische vader van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij met regelmaat blauwe plekken aantrof bij de kinderen als ze bij hem waren. Uit de FARR-verklaring d.d. 17 augustus 2018 blijkt dat er bij [naam slachtoffer 1] op 20 en 21 juni 2018 blauwe plekken op, onder andere, haar dijbeen, knie, scheenbeen, linkeronderarm, rechterborst en linkerheup zaten.
Verder heeft de verdachte in een telefoongesprek, dat zij vlak nadat zij aangifte had gedaan met haar vriendin [naam] heeft gevoerd, gezegd dat zij bang is dat zij een slechte moeder zal worden genoemd als ze tegen de jeugdbeschermingsinstaties vertelt dat de mishandelingen al langere tijd plaatsvinden. Zij vertelde hier bang voor te zijn, omdat ze haar kinderen al langere tijd in een onveilige situatie had gebracht. Ook heeft de verdachte, zo heeft haar vriendin verklaard, gezegd dat het slaan al aan de gang was sinds de geboorte van haar jongste dochter. Dit was in maart 2018.
Verder heeft de verdachte op 2 mei 2018 een WhatsApp-bericht aan haar toenmalige partner gestuurd waarin ze vraagt wat ze tegen de biologische vader van de kinderen moet zeggen over de bult. Hierover verklaart de verdachte dat één van de kinderen begin mei 2018 plotseling een bult op haar hoofd had nadat haar toenmalige partner haar op de gang had gezet, maar dat ze niet wist hoe die bult er was gekomen. Op 4 mei 2018 stuurde de verdachte vervolgens een bericht naar haar toenmalige partner dat ze het erover wilde hebben wat er 2 à 3 dagen eerder met [naam slachtoffer 1] was gebeurd. Hieruit maakt de rechtbank op dat het [naam slachtoffer 1] was die de bult op haar hoofd had.
Voorts heeft de verdachte al op 20 januari 2018 een WhatsApp-bericht gestuurd aan haar toenmalige partner, waarin zij schrijft: “Ik wil ook niet meer dat je de kinderen een tik in hun gezicht geeft als ze niet luisteren”. Hierover heeft de verdachte bij de politie verklaard dat haar toenmalige partner de kinderen een tik in hun gezicht gaf, ze bij hun kin vastpakte en in hun gezicht ‘piekte’ met zijn vingers.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat de mishandelingen van [naam slachtoffer 1] al langere tijd plaatsvonden en dat de verdachte daar in meer of mindere mate wetenschap van moet hebben gehad. Gelet op de kwetsbaarheid van de zeer jonge [naam slachtoffer 1] – zij was op het moment van het ten laste gelegde 3 jaar oud – moet de verdachte hebben geweten dat door het handelen van haar toenmalige partner gevaar bestond voor de gezondheid van [naam slachtoffer 1] . Door niet tijdig adequaat in te grijpen heeft de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het handelen van haar toenmalige partner en door haar eigen nalatigheid [naam slachtoffer 1] , net als haar andere dochter [naam slachtoffer 2] , grote risico’s liep.