In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De verdachte was ervan beschuldigd zonder vergunning een grote hoeveelheid safrool, een geregistreerde stof, te hebben ingevoerd in de Gemeenschap. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk de invoer van safrool had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat de lading palmolie ook safrool bevatte en sprak hem vrij van de ten laste gelegde feiten. Wel werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, maar omdat dit een overtreding betrof en er geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werd opgelegd, kreeg de verdachte een taakstraf van 80 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het overlijden van zijn zoon, en de lange duur van de procedure.