ECLI:NL:RBROT:2019:7747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/563462 / HA ZA 18-1167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheidingsbeschikking en nakoming van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2019 een vonnis gewezen in een geschil tussen een man en een vrouw die in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd waren. De man vorderde nakoming van een eerdere echtscheidingsbeschikking waarin de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap was gelast, met name de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan hem. De vrouw weigerde echter haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning, ondanks dat de echtscheidingsbeschikking bindende kracht had. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de vordering van de man en dat zij in gebreke was gebleven bij de uitvoering van de echtscheidingsbeschikking. De rechtbank wees de vorderingen van de man toe en bepaalde dat de vrouw binnen twee weken na betekening van het vonnis haar medewerking moest verlenen aan de overdracht van de woning. Indien de vrouw niet zou meewerken, zou het vonnis dezelfde kracht hebben als een in wettige vorm opgemaakte akte van levering. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/563462 / HA ZA 18-1167
Vonnis van 2 oktober 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. A.C.M. den Ridder-van der Meijden te Raamsdonksveer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Kammer-Nieuwenhuizen te Gorinchem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 november 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de brief van de rechtbank van 17 april 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de op 3 mei 2019 door de man nader ingediende producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 (lees: 4) juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 29 augustus 2007 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Op 19 december 2017 is op verzoek van de man, welk verzoek de vrouw niet heeft weersproken, door de rechtbank Rotterdam bij beschikking (hierna: de echtscheidingsbeschikking) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen gelast.
2.3.
Tot de ontbonden gemeenschap behoort de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te Gorinchem (hierna: de woning), een hypothecaire geldlening bij Florius met kenmerk [kenmerk 1] en een polis bij Allianz met kenmerk [kenmerk 2] .
2.4.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank met betrekking tot de woning het volgende, voor zover van belang, overwogen:
“2.8.15. Verder zijn partijen overeengekomen dat de man de hypothecaire schuld voor zijn rekening zal nemen. De man dient ervoor zorg te dragen dat de bank de vrouw zal ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening.
(…)
2.8.17.
Mocht blijken dat de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, dan dient de woning te worden verkocht.”

3.Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de uitvoering van de echtscheidingsbeschikking, in die zin dat zij haar medewerking verleent aan de overdracht van de woning en de levering van de polis bij Allianz met kenmerk [kenmerk 2] aan de man, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire lening bij Florius met kenmerk [kenmerk 1] , inhoudende dat de akte van levering en verdeling, opgesteld door Van Leussen Van den Broek Notarissen, door haar wordt ondertekend;
II. voor zover de vrouw niet binnen een termijn van vier weken aan het onder I. gevorderde voldoet, te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de door Van Leussen Van den Broek Notarissen op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning en de voor de levering van de polis en doorhaling van de hypothecaire aansprakelijkheid noodzakelijke toestemmingen en/of wilsverklaringen en/of handtekeningen;
III. voor het geval niet kan worden bewerkstelligd dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning tegen een door een makelaar te bepalen reële marktconforme prijs en overdracht van de woning via Van Leussen Van den Broek Notarissen, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de man en het tekenen van het koopcontract door de vrouw;
IV. voor het geval de vrouw niet kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en zij vervolgens niet op eerste verzoek van de man meewerkt aan het onder III. gevorderde, aan de man vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop van de woning en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de door Van Leussen Van den Broek Notarissen op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning;
V. de vrouw te veroordelen tot het betalen van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
De woning is onverdeeld gebleven. De man is na de echtscheiding in de woning blijven wonen en betaalt de maandelijkse lasten. De man heeft dan ook een gerechtvaardigd belang bij een spoedige overname van de woning. De vrouw weigert echter haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning aan de man. Daarmee schiet de vrouw te kort in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de echtscheidingsbeschikking.
3.3.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan met veroordeling van de man in de proceskosten. De vrouw voert daartoe het volgende aan.
Uit de processtukken blijkt niet dat de man enige poging heeft gedaan om met de vrouw tot (onderlinge) overeenstemming te komen. De man heeft op 19 november 2018 enkel een brief aan de vrouw gestuurd waarin wordt aangekondigd dat de dagvaarding zal worden betekend voor wat betreft de verdeling van de woning. Vervolgens is twee dagen later de dagvaarding aan de vrouw betekend zodat er sprake is van rauwelijks dagvaarden ten gevolge waarvan de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen. Verder blijkt uit de echtscheidingsbeschikking dat de man ervoor dient zorg te dragen dat de bank de vrouw zal ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. Niet is gebleken dat de man het initiatief daartoe heeft genomen zodat zijn vorderingen dienen te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van de vorderingen van de man stelt de rechtbank het volgende voorop. Artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat voor zover deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, de rechter op vordering van de meest gerede partij de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt. Bij de verdeling van een gemeenschap heeft de rechter een grote discretionaire bevoegdheid; hij kan daarbij zelfs afwijken van voorstellen van partijen.
4.2.
De wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap (waarvan de woning deel uitmaakt) is reeds gelast in de echtscheidingsbeschikking. In randnummer 2.8.15 en randnummer 2.18.17 van de echtscheidingsbeschikking heeft deze rechtbank overwogen dat de woning aan de man wordt toebedeeld en dat partijen zijn overeengekomen dat de man de hypothecaire schuld voor zijn rekening zal nemen tenzij de man de toedeling van de woning aan hem niet kan financieren en/of niet kan bewerkstelligen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening. In dat geval dient de woning te worden verkocht. Nu geen gewoon rechtsmiddel meer tegen deze beschikking openstaat, is de beschikking in kracht van gewijsde gegaan. Door te stellen dat de rechtbank de wijze van verdeling van de woning en de daarmee verband houdende rechten en lasten heeft gelast, begrijpt de rechtbank dat de man zich erop beroept dat hetgeen in de echtscheidingsbeschikking is overwogen en beslist in dit geschil bindende kracht heeft tussen partijen zoals bedoeld in artikel 236 lid 1 Rv. De vrouw heeft dat ook aldus moeten (kunnen) begrijpen en heeft zich daartegen dan ook kunnen verweren.
4.3.
De vorderingen van de man zien op de uitvoering van de echtscheidingsbeschikking. Dat de vrouw daaraan niet meewerkt, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Namens de man is voor aanvang van de comparitie van partijen correspondentie in het geding gebracht waaruit blijkt dat de advocaat van de man de (voormalige) advocaat van de vrouw op 10 oktober 2018 heeft gevraagd of de vrouw bereid is haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning en de levering van de polis bij Allianz. Hierop is op 22 oktober 2018 namens de vrouw enkel gereageerd met de mededeling dat de vrouw niet meewerkt aan het verzoek van de man. Ook heeft zij tijdens de comparitie van partijen desgevraagd niet te kennen gegeven mee te werken aan de overdracht van de woning. Een inhoudelijk verweer tegen de gevorderde toedeling van de woning aan de man heeft de vrouw niet gevoerd. De vorderingen van de man zijn derhalve toewijsbaar. Daarbij heeft de man gevorderd te bepalen dat, voor zover de vrouw weigert haar medewerking te verlenen, dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw. Omdat niet alle gegevens die – in geval van vervanging van de door een notaris op te maken akte van levering – in het vonnis moeten worden opgenomen voorhanden zijn, zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte, waarin de vrouw een volmacht voor de levering van haar aandeel in de woning aan de man geeft aan de notaris, die zorgdraagt voor het verlijden van de notariële akte.
4.4.
Ten aanzien van de door de vrouw gevoerde verweren wordt als volgt overwogen. Van rauwelijks dagvaarden is de rechtbank niet gebleken. Uit onder 4.3. genoemde correspondentie blijkt dat de vrouw niet meewerkt aan de overdracht van de woning, terwijl zij in deze procedure niet betwist dat de woning onverdeeld is gebleven. Hieruit volgt dat de man recht en belang heeft bij zijn vorderingen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van rauwelijks dagvaarden en dat de man om die reden niet ontvankelijk is in zijn vorderingen. Daarbij zij nog opgemerkt dat wanneer de rechtbank wel tot het oordeel zou komen dat de man de vrouw rauwelijks heeft gedagvaard, dit enkel van invloed zou zijn geweest op de proceskostenveroordeling.
4.5.
De vrouw heeft verder nog aangevoerd dat het op de weg van de man ligt om de bank te verzoeken de vrouw te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. Dit is op zichzelf juist omdat dit voortvloeit uit hetgeen in de echtscheidingsbeschikking onder rechtsoverweging 2.8.15. is overwogen, welke overweging bindende kracht heeft tussen partijen. Van de man mag worden verwacht dat hij de voor hem uit de echtscheidingsbeschikking voortvloeiende verplichtingen eveneens nakomt. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen dat de man niet aan zijn verplichtingen zal voldoen gelet op het belang dat hij stelt te hebben bij de verdeling van de woning.
4.6.
In het kader van de verdeling van de woning worden partijen tot slot gewezen op wat is overwogen in de echtscheidingsbeschikking en derhalve bindende kracht heeft tussen partijen. Zoals volgt uit rechtsoverweging 2.8.14. gaat de rechtbank voor wat betreft de waarde van de woning uit van een bedrag van € 124.000,00. Daarnaast volgt uit rechtsoverweging 2.8.16. dat indien sprake is van overwaarde, de man de helft van de overwaarde aan de vrouw dient uit te keren. Voor het geval de woning dient te worden verkocht aan een derde geldt eveneens dat een eventuele overwaarde aan beide partijen, ieder voor de helft toekomt (rechtsoverweging 2.8.17.). In geval van onderwaarde dient ieder van partijen de helft van de restschuld voor zijn of haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, zo wordt verder nog overwogen in rechtsoverweging 2.8.18. Kosten die verband houden met de waardebepaling en de verdeling, dan wel verkoop en levering van de woning, worden door partijen bij helfte gedragen (rechtsoverweging 2.8.19.).
4.7.
Nu het geschil voortkomt uit de beëindiging van het huwelijk van partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de uitvoering van de echtscheidingsbeschikking in die zin dat zij haar medewerking verleent aan de overdracht van de woning aan de [adres] te Gorinchem en de levering van de polis bij Allianz met kenmerk [kenmerk 2] aan de man, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire lening bij Florius met kenmerk [kenmerk 1] , inhoudende dat de akte van levering en verdeling, opgesteld door Van Leussen Van den Broek Notarissen, door haar wordt ondertekend,
5.2.
bepaalt dat, voor zover de vrouw niet binnen een termijn van vier weken aan de veroordeling onder 5.1 voldoet, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarin de vrouw een volmacht voor de levering van haar aandeel in de woning aan de [adres] te Gorinchem aan de man geeft aan Van Leussen Van den Broek Notarissen,
5.3.
veroordeelt de vrouw, voor het geval niet kan worden bewerkstelligd dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan de [adres] te Gorinchem tegen een door een makelaar te bepalen reële marktconforme prijs en overdracht van de woning aan de [adres] te Gorinchem via Van Leussen Van den Broek Notarissen, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de man en het tekenen van het koopcontract door de vrouw,
5.4.
verleent aan de man vervangende toestemming voor de verkoop van de woning en bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarin de vrouw een volmacht voor de levering van haar aandeel in de woning aan de [adres] te Gorinchem aan de man geeft aan Van Leussen Van den Broek Notarissen, voor het geval de vrouw niet kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en zij vervolgens niet op eerste verzoek van de man meewerkt aan de veroordeling onder 5.3,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019.
[3078 / 2872]