ECLI:NL:RBROT:2019:7739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/538804 / FA RK 17-9385
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen zorgregeling tijdens lopende ondertoezichtstelling van de minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 19 april 2019, wordt de zorgregeling voor de minderjarige [naam minderjarige] vastgesteld in het kader van een lopende ondertoezichtstelling. De ouders van de minderjarige, [naam vader] en [naam moeder], zijn gescheiden op 24 september 2018, en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder. De vader heeft recht op begeleid contact met de minderjarige, maar door communicatieproblemen tussen de ouders en hun eigen problematiek is het moeilijk om afspraken te maken. De rechtbank heeft op 5 april 2019 de ondertoezichtstelling voor een jaar uitgesproken, waarbij de jeugdbeschermer de ouders zal begeleiden en toezien op het welzijn van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat het op dit moment niet van belang is om een afgebakende zorgregeling vast te stellen, maar dat de jeugdbeschermer de ruimte moet hebben om in overleg met de ouders tot nadere afspraken te komen. De huidige zorgregeling wordt tot 1 september 2019 gehandhaafd, met de mogelijkheid tot wijziging door de jeugdbeschermer. Na deze datum zal er een aanpassing van de zorgregeling nodig zijn, aangezien de minderjarige dan schoolgaand is. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/538804 / FA RK 17-9385
Beschikking van 19 april 2019 betreffende de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam vader], de vader,
wonende te [woonplaats vader] , [adres vader] ,
advocaat mr. M.A.J. Beers te Hendrik-Ido-Ambacht,
t e g e n
[naam moeder], de moeder,
wonende te [woonplaats moeder] , [adres moeder] ,
advocaat mr. A.J. de Graaf te Papendrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 15 juni 2018, waarvan de inhoud als herhaald en ingelast wordt beschouwd;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 22 november 2018;
  • het F9-formulier van de zijde van de vader met bijlage, van 29 november 2018;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 3 december 2018;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 28 februari 2019.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 april 2019 gelijktijdig met de zaak bekend onder C/10/ 568212 / JE RK 19-524 betreffende het verzoek over de ondertoezichtstelling van de minderjarige.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] ;
  • jeugdbescherming west, ter zitting vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2] .
1.4.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van de man een afschrift van het evaluatieplan van Coach-Point overgelegd.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 24 september 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 juni 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2015 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben geen ouderschapsplan opgesteld.
2.5.
Bij beschikking van 15 juni 2018 is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige] bij de moeder is. Er is een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij de vader met [naam minderjarige] twee keer in de week drie uur per keer contact heeft onder begeleiding van een medewerker van Coach-Point.
2.6.
In overleg met Coach-Point en Jeugdbescherming west wordt de begeleide zorgregeling nu als volgt uitgevoerd:
  • [naam minderjarige] is iedere dinsdag van 14.15 uur tot 19.00 uur bij de man;
  • [naam minderjarige] is een zaterdag per maand van 09.00 uur tot 13.00 uur bij de man.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
Uit de stukken en het verhandelde zitting blijkt een gezamenlijk overleg met partijen niet mogelijk. Een rustig gesprek voeren tussen de begeleiding en ouders is alleen mogelijk door het voeren van aparte gesprekken, waarbij verdere afspraken worden gemaakt. Met veel moeite is bijvoorbeeld uiteindelijk de afspraak van het contact op dinsdag uitgebreid met een kwartier tot 19.00 uur. Niet alleen de moeizame communicatie maar ook de eigen problematiek van ouders maakt dat het lastig is om afspraken over [naam minderjarige] met elkaar te maken. Voor het verder opgroeien en de ontwikkeling van [naam minderjarige] is het nodig dat er op lange termijn verbetering komt in de situatie van zijn ouders. Omdat in het vrijwillige kader het ouders samen niet is gelukt vorderingen daarin te maken ondanks begeleiding en hulpverlening heeft de raad een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend. De rechtbank heeft op 5 april 2019 de ondertoezichtstelling voor de duur van 1 jaar uitgesproken. De jeugdbeschermer gaat ouders verder begeleiden en toezien op het welzijn van [naam minderjarige] . Vanuit jeugdbescherming kan erop worden toegezien dat ouders Enver inschakelen om hun communicatie te verbeteren en de jeugdbeschermer kan ouders ook verder begeleiden bij het maken van afspraken over de uitbreiding van de contacten tussen vader en [naam minderjarige] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vaststellen van een afgebakende zorgregeling op dit moment niet van belang is. Juist van belang is dat de jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling de ruimte heeft in overleg met ouders tot nadere afspraken over de zorgregeling te komen. De rechtbank beslist daarom de huidige zorgregeling tot 1 september 2019 te handhaven, tenzij in overleg met de jeugdbeschermer een wijziging of uitbreiding plaatsvindt. Vanaf 1 september 2019 zal er sowieso een aanpassing van de zorgregeling nodig zijn omdat [naam minderjarige] dan schoolgaand is. In het kader van de ondertoezichtstelling zal de jeugdbeschermer hierover verder met ouders in overleg gaan en nadere afspraken maken. Indien partijen niet tot afspraken komen, bepaalt de jeugdbeschermer de frequentie en de duur van de contacten tussen de man en [naam minderjarige] .
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn:
  • tot 1 september 2019 conform de regeling, zoals deze is vermeld onder 2.6., gehandhaafd, tenzij de jeugdbescherming een wijziging hierin bepaalt;
  • na 1 september 2019 conform hoe de jeugdbeschermer het contact tussen de man en [naam minderjarige] bepaalt;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Vrolijk-Kronbichler op
19 april 2019.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.