In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die op 17 januari 2004 in Damascus, Syrië, zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van ten minste één van de partijen in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, mede omdat partijen al meer dan een jaar niet meer samenwonen en de vrouw eerder de echtelijke woning heeft verlaten.
Daarnaast is er een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige kinderen van partijen, die onder toezicht staan van Nidos. De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van alle kinderen bij de vrouw zal zijn, en dat de zorgregeling tussen de man en de kinderen in handen van Nidos ligt. De rechtbank heeft benadrukt dat het contact tussen de man en de kinderen in kleine stappen zal worden hersteld, gezien de beschadigde vertrouwensrelatie.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en haar levensonderhoud afgewezen. Tot slot is bepaald dat de man de persoonlijke goederen van de vrouw en de kinderen via Nidos aan de vrouw zal ter hand stellen, en dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding.