ECLI:NL:RBROT:2019:7734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
10/661071-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met twee minderjarige meisjes, veroordeling voor eerbaarheidsschennis

Op 3 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met twee minderjarige meisjes. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ontuchtige handelingen, omdat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van seksuele binnendringing en aanranding van de eerbaarheid, maar veroordeelde hem wel voor schennis van de eerbaarheid. De verdachte had zich op 8 oktober 2018 in Capelle aan den IJssel meermalen met ontbloot geslachtsdeel op een openbare plaats vertoond, wat als onfatsoenlijk en aanstootgevend werd beschouwd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking en een verleden van verslaving. De opgelegde straf was een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de feiten waarop hun vorderingen waren gebaseerd niet bewezen waren verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661071-18
Datum uitspraak: 3 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Pompstationweg 32, 2597 JW, Den Haag,
raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers alsmede een locatieverbod voor de gemeente Capelle aan den IJssel voor de duur van vijf jaar, te vervangen door hechtenis voor de duur van twee weken per overtreding van de maatregel, met een maximum van zes maanden, waarbij deze maatregel dadelijk uitvoerbaar moet worden verklaard.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde (seksueel binnendringen) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feiten 1 subsidiair, meer subsidiair en 2 primair en subsidiair
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair. Op basis van de aangiftes, getuigenverklaringen, het DNA- sporenonderzoek en de overeenkomsten tussen beide zaken, kan worden geconcludeerd dat de verdachte de vagina van de meisjes heeft betast.
Beoordeling
In deze zaak wordt de verdachte kort gezegd verweten dat hij de vagina van twee meisjes, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , heeft betast. De verdachte ontkent ten stelligste dat dit is gebeurd.
De rechtbank is er op grond van het dossier wel van overtuigd dat er met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] iets is gebeurd waar zij en hun ouders erg van zijn geschrokken. De rechtbank ziet zich echter gesteld voor de beantwoording van twee vragen:
Wat is de meisjes overkomen en zijn dat ontuchtige handelingen?
Heeft de verdachte dat gedaan?
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van de verdachte. Het is dan aan de rechtbank om die verklaringen te “wegen” en te beoordelen op hun betrouwbaarheid. Daarbij geldt dat als een verklaring - op onderdelen - wordt bevestigd door andere dossierstukken, die verklaring “sterker” en daarmee betrouwbaarder wordt.
De aangiftes van de moeders van de meisjes zijn gebaseerd op hetgeen hun dochters hen, daarnaar gevraagd, hebben verteld; een man zou hun vagina hebben betast. Het dossier bevat echter geen verklaringen van anderen die de vermeende seksuele handelingen bij de meisjes hebben gezien, gehoord of anderszins zelf hebben waargenomen. In de zaak van [naam slachtoffer 1] heeft haar vriendinnetje [naam] wel verklaard dat [naam slachtoffer 1] door een man in haar kruis werd geknepen, maar uit het studioverhoor blijkt dat zij dit niet zelf heeft waargenomen omdat zij op dat moment wegrende naar de oma van [naam slachtoffer 1] .
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is sporenonderzoek verricht.
In de zaak van [naam slachtoffer 2] is de door haar gedragen broek (niet zijnde de onderbroek) onderzocht. Aan de buitenkant ter hoogte van het kruis en aan de binnenkant van de broek is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarvan minimaal van één man. Er zijn volgens het NFI onvoldoende aanwijzingen dat dit mengprofiel DNA van de verdachte bevat. Wel is DNA van de verdachte aangetroffen op de achterkant, ter hoogte van het kruis, aan de buitenzijde van de broek.
In de zaak van [naam slachtoffer 1] zijn haar jas, broek en onderbroek onderzocht. Daarop zijn DNA-mengprofielen aangetroffen van onbekend gebleven personen/mannen, maar er zijn volgens het NFI onvoldoende aanwijzingen dat dit mengprofiel DNA van de verdachte bevat.
Uit onderzoek naar een Feyenoordjasje, dat (mede gezien zijn eigen verklaring) door de verdachte lijkt te zijn gedragen, is op de binnen- en buitenzijde van een mouw DNA van [naam slachtoffer 1] aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het aantreffen van DNA van de verdachte op de achterkant van de broek van [naam slachtoffer 2] en het aantreffen van DNA van [naam slachtoffer 1] op het jasje dat de verdachte lijkt toe te behoren, weliswaar vragen oproept, maar onvoldoende grondslag biedt voor de conclusie dat de verdachte de meisjes heeft aangeraakt èn dat dit in een seksuele context is geweest. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat het door de meisjes en anderen gegeven signalement van de dader belangrijke elementen bevat die niet kunnen duiden op de verdachte. Zo is [naam slachtoffer 1] er stellig in dat de mogelijke dader blauwe ogen heeft, terwijl de verdachte bruine ogen heeft. De fiets waarvan de verdachte gebruik heeft gemaakt, is door de moeder van [naam slachtoffer 2] niet herkend als de fiets waarop ze de mogelijke dader heeft zien rijden. Sterker nog: zij was er zeker van dat de dader op een andere fiets had gereden dan de geleende – opvallend gekleurde en opvallend vormgegeven - fiets die de verdachte op de betreffende dag heeft gebruikt.
Het vorenstaande, in samenhang bezien, laat twijfel open over de vraag wat zich precies heeft afgespeeld en wie de meisje heeft benaderd en aangeraakt. De aangiftes vinden op belangrijke punten onvoldoende steun in het dossier. Bij deze stand van zaken kan dan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld of bij de meisjes de ten laste gelegde ontuchtige handelingen zijn gepleegd en - zo ja - of de verdachte dat heeft gedaan.
Conclusie
Het ontbreekt de rechtbank aan de voor bewezenverklaring noodzakelijke overtuiging. De verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, meermalen, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer
bestemd, te weten
- aan het [plaats delict 1] , en
- aan het terrein van de [plaats delict 2] ,
door zich (telkens) aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zijn
geslachtsdeel aan te raken en trekkende en/of knijpende bewegingen in/aan
zijn (ontblote) geslachtsdeel te
maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit onder 3 levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op één dag tweemaal schennis van de eerbaarheid gepleegd door zijn ontblote geslachtsdeel op de openbare weg te tonen en te betasten. Hij heeft één vrouw met deze handelingen geconfronteerd terwijl zij haar hond uitliet en de andere vrouw terwijl zij naar huis fietste.
Het gedrag van de verdachte wordt als onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd en is in strijd met de publieke moraal. Voor toevallig aanwezigen kan het hinderlijk en zelfs beangstigend zijn om geconfronteerd te worden met iemand die voor hun ogen onverhoeds seksueel getinte handelingen verricht. De verdachte heeft niet stilgestaan bij de mogelijke gevoelens van anderen en heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen kennelijke drang tot het in het openbaar verrichten van dergelijke handelingen. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat hij de ernst van zijn handelen inziet, hetgeen de rechtbank de verdachte aanrekent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar deze veroordelingen dateren van lange tijd geleden en het betreffen een ander soort feiten dan het thans bewezen verklaarde feit.
7.3.2.
Rapportages
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 augustus 2019. Het onderzoeksteam (bestaande uit E.A. Kuiper, arts-assistent in opleiding tot psychiater, onder supervisie van D.C.W.H. Naus, psychiater, en T. Smits, psycholoog, onder supervisie van A. Witvliet, GZ-psycholoog) heeft hierin onder meer het volgende gerapporteerd:
De verdachte heeft tenminste een lichte verstandelijke beperking met onvermogen op zowel het conceptueel, sociaal als praktische domein. Daarnaast heeft hij een zeer traumatische jeugd gehad en kampt hij met een ernstige verslaving aan in ieder geval basecocaïne (crack), met mogelijk nog andere middelen. Ook is hij kwetsbaar om psychotisch te ontregelen.
Uit de voorgeschiedenis van de verdachte blijkt niet van (een delictpatroon van) seksuele delicten. Het is dan ook onduidelijk in hoeverre er gevaar voor herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag aanwezig is. Gelet hierop kan niet worden gekomen tot een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
Reclassering Nederland heeft op 16 september 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt, en daarin een strafadvies gegeven. Hierin wordt beschreven dat bij de verdachte sprake is van complexe problematiek op diverse gebieden die intensieve zorg behoeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de genoemde rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank voor dit feit – gezien alle omstandigheden van deze zaak – het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend. Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen ruimte, mede gelet op de lange tijd die de verdachte in deze zaak reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [naam benadeelde 1] vertegenwoordigd door mr. N. Stolk, ter zake van feit 1.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door mr. M.A. Oosterveen, ter zake van feit 2.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de ten laste gelegde feiten waarop hun vordering is gegrond, niet bewezen zijn verklaard.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De benadeelde partijen worden in de vordering niet- ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, wordt vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
mrs. A.J.P. van Essen en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2019.
Bijlage I Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd
1.
(zaak Zwart )
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2012, handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit bet seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachts vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)den) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging m t andere feitelijkhei)d(en) heeft/hebben bestaan uit het vastpakken en/of duwen van die [naam slachtoffer 1] en/of (onverhoeds) aanraken en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
meer subsidiair,
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2012), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
(zaak Groen)
hij op of omstreeks 05 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe (i)d)(en) en/of door bedreiging met geweld van/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling ( en), namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 2] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging m et andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of (onverhoeds) aanraken en/of
betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 2] ;
subsidiair,
hij op of omstreeks 05 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2009), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 2] ;
3.
(Zaak Bruin)
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, meermalen, althans eenmaal (telkens) de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer
bestemd, te weten - aan het [plaats delict 1] , en/of
- aan het terrein van de [plaats delict 2] ,
door zich (telkens) aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn
geslachtsdeel aan te raken en/of trekkende en/of knijpende bewegingen in/aan
zijn (ontblote) geslachtsdeel te raken;