ECLI:NL:RBROT:2019:7542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
C/10/573147 / HA ZA 19-394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen 121212 Holding B.V. en een gedaagde. De eiser, 121212 Holding, heeft de gedaagde gedagvaard en vordert onder andere betaling van een bedrag van EUR 250.315,07, alsook ontbinding van een geldleenovereenkomst. De gedaagde heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren en de zaak moet verwijzen naar de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo. De gedaagde stelt dat hij persoonlijk geen partij is bij de managementovereenkomst en dus niet gebonden is aan het forumkeuzebeding dat daarin is opgenomen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet als partij bij de overeenkomst kan worden aangemerkt, waardoor artikel 108 Rv niet van toepassing is. Dit betekent dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo. Tevens wordt 121212 Holding veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 543,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/573147 / HA ZA 19-394
Vonnis in incident van 11 september 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
121212 HOLDING B.V.,
gevestigd te Numansdorp,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.G.G. de Bruin te Sliedrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. T.F. de Jong te Groningen.
Partijen zullen hierna 121212 Holding en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 april 2019, met producties;
  • de beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord tevens inhoudende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1. 121212
Holding vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om aan 121212 Holding tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van EUR 250.315,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 250.000,00 gerekend vanaf heden tot de dag der algehele voldoening;
voor zover rechtens noodzakelijk de tussen partijen gesloten geldleenovereenkomst ontbonden te verklaren;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
3.2.
[eiser] voert hiertoe het volgende aan. Ten eerste is [eiser] persoonlijk geen partij bij de managementovereenkomst (hierna: overeenkomst) en daarom dus ook geen partij bij het forumkeuzebeding uit artikel 13.2 van de overeenkomst. De vennootschap van [eiser] , [naam bedrijf] , is namelijk partij bij de overeenkomst. Het is duidelijk dat partijen beogen dat [eiser] persoonlijk bepaalde verplichtingen op zich neemt, zoals onder meer blijkt uit artikelen 14.5 en 15.2 van de overeenkomst. De tekst van artikel 15.1 van de overeenkomst maakt dit niet anders, omdat uit de rest van de overeenkomst duidelijk is dat niet beoogd is om [eiser] partij te maken, maar hem slechts verplichtingen te laten aanvaarden.
Ten tweede is in artikel 10 van de overeenkomst bepaald dat de overeenkomst van rechtswege eindigt in het geval [naam bedrijf] wordt ontslagen als bestuurder. Nu [naam bedrijf] op 15 oktober 2018 uit de functie van bestuurder is getreden, staat vast dat de overeenkomst per 15 oktober 2018 van rechtswege is geëindigd en dat de forumkeuze vanaf dat moment niet meer van toepassing is.
Ten derde is de overeenkomst opgezegd per 1 mei 2019. Het forumkeuzebeding heeft daarmee in elk geval haar gelding verloren per 1 mei 2019. Er is gedagvaard tegen 8 mei 2019. Die datum ligt buiten de geldigheid van het forumkeuzebeding.
3.3. 121212
Holding voert verweer, strekkende tot afwijzing van de incidentele vordering, en met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het incident.
3.4. 121212
Holding voert hiertoe het volgende aan. Uit de overeenkomst blijkt op verschillende punten dat [eiser] wel partij bij de overeenkomst is. [eiser] heeft de overeenkomst ondertekend. Daarnaast wordt [eiser] op verschillende punten c.q. in verschillende onderdelen van de overeenkomst genoemd, zoals onder meer in de artikelen 1.4, 6, 7, 8 en 11.1. In artikel 4.4 van de overeenkomst staat beschreven dat er een leningsovereenkomst dient te worden opgesteld tussen 121212 Holding en [eiser] voor € 250.000,00, hetgeen voor [eiser] een obligatoire overeenkomst pro se oplevert. Verder worden op grond van artikel 15.1 de bepalingen van de overeenkomst van overeenkomstige toepassing verklaard op [eiser] , waaronder dus ook de forumkeuzebepaling van artikel 13.2. Artikel 15.1 verruimt artikel 14.5, waarin staat beschreven dat [eiser] de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien – met inbegrip van de verbintenissen uit artikelen 4.4, 4.5 en 13.2 van de overeenkomst – aanvaardt.
Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat de overeenkomst per 15 oktober 2018 van rechtswege is geëindigd toen [naam bedrijf] uit de functie van bestuurder is getreden, voert 121212 Holding aan dat ten onrechte voorbij wordt gegaan aan de nawerking van contractuele bepalingen c.q. de leer van voortlevende bedingen in overeenkomsten. De aard van het forumkeuzebeding maakt nu juist dat dit beding haar werking niet verliest na het einde van de overeenkomst. Daarom valt niet in te zien dat ter zake de nog steeds bestaande litigieuze geldlening zoals bedoeld in de artikelen 4.4. en 4.5 van de overeenkomst geen beroep op het forumkeuzebeding kan worden gedaan. Dat de managementactiviteiten als gevolg van het ontslag van de bestuurder wijzigen, laat onverlet de aanspraken die 121212 Holding jegens [eiser] in privé ter zake de tevens in de overeenkomst vervatte geldlening heeft.
Ten aanzien van de datum van de dagvaarding voert 121212 Holding aan dat dient te worden aangesloten bij het moment van uitbrengen van de dagvaarding, te weten 25 april 2019 (opmerking rechtbank: bedoeld zal zijn 15 april 2019). Op 25 april 2019 (rechtbank: 15 april 2019) was de overeenkomst nog niet geëindigd en reeds om die reden heeft het forumkeuzebeding op 1 mei 2019 haar werking nog niet verloren. Gelet op de nawerking van contractuele bepalingen c.q. voortlevende bedingen in overeenkomsten, blijft ook na het verstrijken van de door opzegging bereikte termijn het forumkeuzebeding haar gelding en werking houden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (forumkeuzebeding). De volgens een forumkeuzebeding bevoegde rechter is in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.
4.2.
In artikel 13.2 van de overeenkomst is een forumkeuzebeding opgenomen. Dit artikel luidt als volgt:
“Partijen zullen zich inspannen elk geschil met betrekking tot de onderhavige overeenkomst in der minne te schikken. Indien een geschil niet binnen 30 (dertig) dagen nadat een partij aan de andere Partijen te kennen heeft gegeven dat er een geschil is, in der minne is geschikt, kan elke partij afzonderlijk besluiten het geschil door de Rechtbank te Dordrecht te laten beslechten.”
4.3.
In geschil is of voornoemde bepaling van de overeenkomst ook in de relatie tussen 121212 Holding en [eiser] geldt, omdat [eiser] - zoals 121212 Holding stelt en [eiser] betwist - als partij van de overeenkomst kan worden aangemerkt.
4.4.
Voor een antwoord op deze vraag komt het aan op uitleg van de overeenkomst. Hierbij komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van deze overeenkomst maar ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.
In de overeenkomst staat, onder andere, het volgende vermeld:
“De ondergetekenden:
1.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TTI holding, TTI Tyre Trading International b.v. en 121212Holding b.v. (…)
en
2.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam bedrijf] , gevestigd te [vestigingsplaats] , [vestigingsadres] , te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [eiser] .,
hierna te noemen:“ [eiser] ”,
Hierna gezamenlijk (1+2) te noemen:“Partijen”.”
(…)
“Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en getekend te Almelo op 1 februari
2017.
1.
TTI Holding B.V. / TTI Tyre Trading International b.v. / 121212Holding b.v.
namens deze
[naam]
2.
[naam bedrijf]
namens deze:
[eiser] .”
4.6.
Uit voornoemde passages kan worden afgeleid dat [naam bedrijf] in de aanhef van de overeenkomst als een van de partijen bij de overeenkomst wordt aangeduid en [eiser] niet, alsmede dat [eiser] (uitsluitend) in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam bedrijf] de overeenkomst heeft ondertekend.
4.7. 121212
Holding heeft aangevoerd dat uit de bepalingen van de overeenkomst blijkt dat [eiser] ook als partij bij de overeenkomst te gelden heeft. Dit kan volgens haar met name worden afgeleid uit artikel 15.1 van de overeenkomst.
4.8.
Artikel 15 luidt als volgt:
“Artikel 15 Overeenkomstige toepassing
15.1
De bepalingen uit deze overeenkomst zijn overeenkomstig van toepassing op de heer [eiser] .
15.2
[eiser] staat er voor in dat de heer [eiser] de uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenissen zal aanvaarden.”
Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat uit (de bepalingen van) de overeenkomst in zijn geheel blijkt dat partijen beogen dat [eiser] persoonlijk bepaalde verplichtingen op zich neemt. Een voorbeeld hiervan is artikel 6 van de overeenkomst waarin bepalingen zijn opgenomen in het kader van (mogelijke) arbeidsongeschiktheid van [eiser] . In artikel 6.2 is bijvoorbeeld bepaald dat [eiser] op eerste verzoek van de vennootschap verplicht is zich aan een onderzoek door een bedrijfsarts te onderwerpen.
Tegen deze achtergrond vallen ook artikel 14.5, waarin is bepaald dat
“ [eiser] verklaart van deze overeenkomst kennis te hebben genomen en voorzover daaruit voor hem verbintenissen voortvloeien, deze te aanvaarden”,en artikel 15.2 goed te plaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de enkele tekst van artikel 15.1 niet worden afgeleid dat het (daarnaast) de bedoeling van partijen is geweest om ook [eiser] als partij van de overeenkomst aan te merken en hem daardoor onder meer gebonden te achten aan de in artikel 13.2 van de overeenkomst opgenomen forumkeuzebepaling (welke bepaling zich expliciet richt op partijen bij de overeenkomst).
4.9.
Dit alles leidt ertoe dat [eiser] niet als partij bij de overeenkomst kan worden aangemerkt. Artikel 108 Rv mist toepassing, zodat ex artikel 99 Rv de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is. [eiser] is woonachtig in [woonplaats gedaagde] . De Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is derhalve bevoegd om van de vordering in de hoofzaak kennis te nemen. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van de vordering in de hoofzaak kennis te nemen en de hoofdzaak, in zijn geheel in de stand waarin deze zich bevindt, overeenkomstig artikel 73 Rv verwijzen naar de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
4.10. 121212
Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot aan deze uitspraak begroot op € 543,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 543,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
5.2.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
5.3.
veroordeelt 121212 Holding in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 543,00,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2019. [1]

Voetnoten

1.2226/1451/1582