Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] , met producties
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
[emailadres 2]) te vinden zijn.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde betaling van achterstallig salaris en doorbetaling van loon tijdens ziekte, terwijl [gedaagde] betwistte dat er nog een arbeidsovereenkomst bestond. De procedure volgde op een dagvaarding van 15 augustus 2019, waarbij [eiseres] stelde dat haar arbeidsovereenkomst met [gedaagde] nog van kracht was, ondanks de aanzegging van beëindiging door [gedaagde] op 30 april 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst op correcte wijze heeft beëindigd en dat [eiseres] ten onrechte [gedaagde] heeft gedagvaard. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [eiseres] de aanzegbrieven niet had ontvangen en dat de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2018 was geëindigd. Hierdoor werd de vordering van [eiseres] afgewezen en werd zij veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van correcte communicatie bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de noodzaak voor werknemers om op de hoogte te zijn van hun contractuele status.