ECLI:NL:RBROT:2019:750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
10/993074-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van onttrekking accijns op gasolie in bunkertanks van binnenvaartschip

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een rechtspersoon gevestigd in België. De verdachte werd beschuldigd van het onttrekken van gasolie aan de accijns, omdat het gehalte aan kleurstof (Solvent Yellow 124) in de gasolie lager zou zijn dan wettelijk voorgeschreven. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen invloed had op de samenstelling van de gasolie die was gebunkerd en dat er geen bewijs was dat de gasolie niet voldeed aan de eisen. De rechtbank oordeelde dat uit analyseresultaten bleek dat gasolie bij Nederlandse bunkerstations niet altijd voldoende kleurstof bevatte en dat er geen informatie beschikbaar was over de samenstelling van gasolie bij Belgische bunkerstations. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat de gasolie op legale wijze was gebunkerd. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank vernietigde een eerder uitgevaardigde strafbeschikking. De zaak was eerder behandeld door de politierechter en was verwezen naar de meervoudige kamer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de feiten had begaan, en sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993074-16
Datum uitspraak: 30 januari 2019
Tegenspraak (art. 279 Sv.)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd op het adres
[vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] (België),
gemachtigd raadsman mr. M.J. van Dam, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De verdachte is gedagvaard voor de zitting van de politierechter van 30 januari 2018 in deze rechtbank. De politierechter heeft vervolgens de zaak op de zitting van 15 juni 2018 verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. De zaak is daar aanhangig gemaakt op de zitting van 10 december 2018.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek van de politierechter op de terechtzittingen van 30 januari 2018 en 15 juni 2018 en (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) van de meervoudige kamer op de terechtzittingen van 10 december 2018 en 30 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden, is of de verdachte in de bunkertanks van de tanklichter [naam tanklichter] (opzettelijk) gasolie voorhanden heeft gehad die niet in de accijnsheffing is betrokken.
De officier van justitie heeft zich (aanvankelijk) op het standpunt gesteld dat dit het geval was omdat het gehalte Solvent Yellow 124 in de gasolie lager was dan voorgeschreven.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat met bunkerbonnen is aangetoond dat de gasolie is ingenomen bij bunkerstations en dat de verdachte geen invloed heeft op de samenstelling van de gebunkerde gasolie.
Uit analyseresultaten van monsters die bij Nederlandse bunkerstations zijn genomen, blijkt dat de gasolie bij bunkerstations niet in alle gevallen voldoende Solvent Yellow 124 bevat. Over de samenstelling van gasolie bij Belgische bunkerstations is geen informatie voorhanden.
Onder deze omstandigheden kan – zoals ook de officier van justitie in zijn requisitoir heeft erkend – niet worden uitgesloten dat op reguliere, legale wijze gasolie is gebunkerd die niet voldeed aan de eisen met betrekking tot het Solvent Yellow 124-gehalte. Alleen al om die reden komt de rechtbank tot vrijspraak, zoals overigens gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maken deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 16 februari 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder e, van de Wet op de accijns, te weten (rode) gasolie (bestemd voor de voortstuwing van de tanklichter) ( [naam tanklichter] ), in de bunkertank(s):
- bunkertank machinekamer stuurboordzijde,
- bunkertank bakboordzijde voor,
- bunkertank machinekamer bakboordzijde,
voorhanden heeft/hebben gehad en/of voorhanden heeft/hebben doen hebben welke niet overeenkomstig de bepalingen inzake de Wet op de accijns in de heffing is/zijn betrokken;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 februari 2015, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk minerale oliën die zijn voorzien van herkenningsmiddelen, zoals voorgeschreven bij ministeriële regeling, buiten een accijnsgoederenplaats voorhanden heeft/hebben gehad en/of voorhanden heeft/hebben doen hebben samen met middelen die de afscheiding en/of opheffing en/of verandering in deze oliën kunnen bewerkstelligen, immers voldeden de herkenningsmiddelen in de ‘gemerkte’ gasolie met vrijstelling van accijns in de bunkertank(s):
- bunkertank machinekamer stuurboordzijde,
- bunkertank bakboordzijde voor,
- bunkertank machinekamer bakboordzijde,
niet meer aan de voorgeschreven eisen voor hoeveelheden Solvent Yellow (124);
2.
zij op of omstreeks 16 februari 2015, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen in verenging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder e van de Wet op de accijns, te weten (rode) gasolie (bestemd voor de voortstuwing van de tanklichter) ( [naam tanklichter] ) in de bunkertank(s):
- bunkertank machinekamer stuurboordzijde,
- bunkertank bakboordzijde voor,
- bunkertank machinekamer bakboordzijde,
voorhanden heeft/hebben gehad en/of voorhanden heeft/hebben doen hebben, zonder bescheid aan de hand waarvan de herkomst van die gasolie kan worden aangetoond.