ECLI:NL:RBROT:2019:7484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
19-811 en 19-825
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoordeling van schuldeisers in schuldsaneringsregeling en herstelmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 28 mei 2019. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij 37 schuldeisers betrokken zijn, waarvan vijf preferente en 32 concurrente schuldeisers. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 7,07% aan de preferente schuldeisers en 3,53% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2019 zijn de weigerende schuldeisers, PWG en Stomerij Punctueel, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigerende schuldeisers een gering aandeel van 2,63% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, en dat 35 van de 37 schuldeisers met de regeling hebben ingestemd.

De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de curator, mr. Helmig, een bevoorrechte positie heeft gekregen ten opzichte van de andere schuldeisers, zonder dat deze laatste op de hoogte zijn gesteld van deze bevoordeling. Dit gebrek in de regeling maakt dat de rechtbank het verzoek niet dwingend kan opleggen aan de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden tot 17 oktober 2019, zodat verzoeker de kans krijgt om het gebrek in de regeling te herstellen en een nieuw aanbod te doen aan zijn schuldeisers. De rechtbank benadrukt dat de ongelijkheid in de regeling voor alle schuldeisers kenbaar moet zijn en dat alle andere schuldeisers schriftelijk met die ongelijkheid moeten instemmen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat verzoeker de gelegenheid krijgt om de regeling te herzien en dat de rechtbank na ontvangst van de stukken op 24 oktober 2019 uitspraak zal doen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld, uitsluitend door een advocaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummmers]
uitspraakdatum: 5 september 2019
in de zaak van:
[naam]
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 28 mei 2019, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • Essent Energie Verkoop (hierna: Essent);
  • Evides Waterbedrijf NV (hierna: Evides);
  • PWG Bedrijfsveilig kleding (hierna: PWG);
  • Stomerij Punctueel;
  • UWV Invorderen (hierna: UWV)
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Essent, Evides en het UWV hebben voorafgaande aan de zitting, bij schrijven van respectievelijk 27 mei 2019, 11 juli 2019 en 1 augustus 2019 aan schuldhulpverlening en de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De mondelinge behandeling van bovengenoemde verzoeken stond gepland op 15 juli 2019. PWG heeft op 26 juni 2019 de rechtbank verzocht om de mondelinge behandeling te verzetten zodat zij aanwezig kon zijn. De behandeling is vervolgens bepaald op
15 augustus 2019.
Ter zitting van 15 augustus 2019 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de echtgenoot van verzoeker;
  • de heer T.P.F. Eisses en de heer W. Frerichs, werkzaam bij Van der Linden c.s. (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak was bepaald op 29 augustus 2019 en is aangehouden tot heden. Schuldhulpverlening is hier op 27 augustus 2019 telefonisch van op de hoogte gesteld.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift 37 schuldeisers, waarvan vijf preferente en 32 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van (maximaal) € 1.002.050,21 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
2 november 2018 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,07% aan de preferente schuldeisers en 3,53% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Daarnaast wordt een extra bedrag van € 30.000,- voor de schuldeisers beschikbaar gesteld, zijnde het naar boven afgeronde saldo van een spaarverzekering van verzoeker alsmede het hem toekomende deel van de overwaarde van de eigen woning die hij met zijn echtgenote bewoont. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. De schulden zijn bovendien allemaal zakelijke schulden en komen voort uit het faillissement van de VOF van verzoeker: hij is als vennoot in beginsel hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de VOF.
Inmiddels stemmen 32 schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. PWG en Stomerij Punctueel stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk
€ 25.601,96 en € 769,08 op verzoeker, welke 2,55% en 0,08% van de totale schuldenlast belopen.

3.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van PWG en Stomerij Punctueel bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of PWG en Stomerij Punctueel in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het totaalbedrag van de vorderingen van de weigerende schuldeisers een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 2,63%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 35 van de 37 schuldeisers, is inmiddels met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Echter, ter zitting is gebleken dat met een van de schuldeisers een regeling is overeengekomen die afwijkt van de aan de overige schuldeisers aangeboden regeling. Op de schuldenlijst van verzoeker staat een schuld van € 60.200,- aan Den Hollander Advocaten, het kantoor van de curator in het faillissement van de VOF, mr. Helmig. Desgevraagd heeft schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat de curator heeft ingestemd met de aangeboden regeling onder de aanvullende voorwaarde dat het bedrag direct na totstandkoming van het (minnelijk of dwang-)akkoord zou worden betaald. Schuldhulpverlening heeft daarmee ingestemd.
De curator wordt aldus bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers die moeten wachten op de jaarlijkse uitbetaling van het gespaarde bedrag: de curator kan rekenen op een gegarandeerd percentage van 3,53% en ontvangt het daarmee corresponderende bedrag direct. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de andere schuldeisers op de hoogte zijn gebracht van de bevoorrechte positie van de curator. De schuldhulpverlener heeft ter zitting desgevraagd ook bevestigd dat de andere schuldeisers hiervan niet door de schuldhulpverlening op de hoogte zijn gebracht.
Die, de andere schuldeisers onbekende, bevoordeling van de curator maakt dat de onderhavige regeling niet dwingend kan worden opgelegd aan PWG en Stomerij Punctueel. De rechtbank zoekt bij de beoordeling van deze regeling aansluiting bij de dwingend voorgeschreven regels voor de homologatie van een tijdens de schuldsaneringsregeling aangeboden akkoord: artikel 338 lid 2 jo. 153 lid 2 aanhef en sub 3 Fw bepaalt dat de rechtbank de homologatie van een dergelijk akkoord zal weigeren indien het akkoord door begunstiging van een of meer schuldeisers tot stand is gekomen.
Verzoeker mocht erop vertrouwen dat het aanbod inhoudelijk op de juiste wijze tot stand zou zijn gekomen. De onderhavige regeling vertoont echter, zoals hiervoor is overwogen, een gebrek. Het gaat de rechtbank gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval te ver om het verzoek nu al af te wijzen. Verzoeker verdient de kans om het gebrek te (laten) herstellen en aldus binnen het bestaande traject een nieuw aanbod op te stellen.
De rechtbank zal de behandeling van het verzoek dan ook aanhouden tot 17 oktober 2019 teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen om het eerdergenoemde gebrek in het aanbod te herstellen door het opstellen van een nieuwe regeling en/of het (opnieuw) - met een nadere toelichting - aanbieden van die regeling aan zijn schuldeisers.
Deze regeling behoeft niet voor alle schuldeisers van gelijke rang gelijkluidend te zijn, indien die ongelijkheid maar voor alle schuldeisers kenbaar is en alle andere schuldeisers met die ongelijkheid (schriftelijk) instemmen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • houdt de behandeling pro forma aan tot 17 oktober 2019.
  • doet in beginsel na ontvangst van de stukken uitspraak op 24 oktober 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.