ECLI:NL:RBROT:2019:7468

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
10/129407-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling zware mishandeling en mishandeling met vrijspraak voor openlijke geweldpleging

Op 20 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 26 mei 2019 betrokken was bij een vechtpartij in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling van twee slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het in vereniging plegen van geweld, omdat de getuigenverklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan zware mishandeling van [naam slachtoffer 2] door hem meermalen tegen het hoofd te schoppen, wat resulteerde in een gebroken kaak, en aan mishandeling van [naam slachtoffer 1] door haar tegen het hoofd te slaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [naam benadeelde], ter hoogte van € 4.269,53, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 mei 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/129407-19
Datum uitspraak: 20 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2 primair en bewijswaardering feit 1 en 2 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen kan worden. Verschillende getuigen verklaren dat meerdere personen betrokken zijn geweest bij de vechtpartij en dat meerdere personen, waaronder de verdachte, geweldshandelingen hebben verricht tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ). Daarmee heeft de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan het onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft slechts één klap gegeven aan [naam slachtoffer 2] en is vervolgens weggelopen. Ten aanzien van de daarna verrichtte geweldshandelingen kan de verdachte niet als medepleger worden aangemerkt. De ene klap van de verdachte kan de gebroken kaak van [naam slachtoffer 2] niet hebben veroorzaakt. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van alle onder 1 ten laste gelegde varianten. Verder is niet duidelijk wie [naam slachtoffer 1] heeft geslagen. De verdachte ontkent [naam slachtoffer 1] te hebben geslagen. Dat betekent dat slechts het slaan van [naam slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder 2 subsidiair, bewezen kan worden.
4.2.3.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting stelt de rechtbank vast dat op 26 mei 2019 een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] betrokken zijn geweest. Over de toedracht van de vechtpartij hebben verschillende getuigen en de verdachte verklaringen afgelegd.
Getuigenverklaringen ten aanzien van geweld tegen [naam slachtoffer 2]
De verklaringen van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] ten aanzien van de mishandeling van [naam slachtoffer 2] komen er op neer dat zij hebben gezien dat [naam slachtoffer 2] door de verdachte werd geslagen, waarna [naam slachtoffer 2] op de grond viel. Toen [naam slachtoffer 2] op de grond lag, werd hij door de verdachte meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt.
Getuigen [naam getuige 3] en [naam getuige 4] hebben verklaard dat zij zagen dat [naam slachtoffer 2] door meerdere personen, waaronder door de verdachte, werd geslagen en geschopt, ook toen hij op de grond lag.
Getuigenverklaringen ten aanzien van geweld tegen [naam slachtoffer 1]
De verklaringen van [naam getuige 3] en van [naam getuige 1] ten aanzien van de mishandeling van [naam slachtoffer 1] komen er op neer dat [naam slachtoffer 1] op enig moment is geslagen door meerdere personen, waaronder door de verdachte.
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat [naam slachtoffer 1] door de verdachte werd geslagen.
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en op het onderzoek ter terechtzitting verklaringen afgelegd. Deze verklaringen komen er op neer dat hij door [naam slachtoffer 2] werd aangevallen en dat hij [naam slachtoffer 2] slechts één keer uit zelfverdediging in zijn gezicht heeft geslagen. Daarna heeft hij zijn spullen gepakt en is hij weggelopen. De verdachte ontkent [naam slachtoffer 2] te hebben geschopt toen [naam slachtoffer 2] op de grond lag en hij ontkent [naam slachtoffer 1] te hebben geslagen.
Gelet op de eerder genoemde getuigenverklaringen acht de rechtbank deze verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig.
In vereniging
Op basis van de eerder genoemde getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat het in ieder geval de verdachte is geweest die [naam slachtoffer 2] op zijn gezicht heeft geslagen en, toen [naam slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen tegen zijn hoofd heeft geschopt. Ten gevolge hiervan heeft [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken kaak. Ook heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] in haar gezicht geslagen, ten gevolge waarvan zij in ieder geval pijnmoet hebben ondervonden. Gelet op de tegenstrijdige en onduidelijke getuigenverklaringen ten aanzien van de betrokkenheid van andere personen dan de verdachte, kan de rechtbank onvoldoende vaststellen welke geweldshandelingen door andere personen zijn verricht en dat tussen deze personen en de verdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van het in vereniging plegen van de bewezenverklaarde geweldshandelingen tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
Het oordeel van de rechtbank
Al met al acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [naam slachtoffer 2] door hem tegen zijn hoofd te slaan en te schoppen, en dat hij [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde.
4.2.4.
Conclusie
Niet bewezen is het onder 2 primair ten laste gelegde, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Bewezen is het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tezamen en in vereniging plegen van deze feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1 subsidiair
hij op 26 mei 2019 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd te schoppen en
testompen;
Feit 2 subsidiair
hij op 26 mei 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die
[naam slachtoffer 1] tegen het hoofd te slaan .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 subsidiair: zware mishandeling
Feit 2 subsidiair: mishandeling
5.1.
Strafbaarheid feiten
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De verdachte werd aangevallen door [naam slachtoffer 2] en hij heeft uit zelfverdediging gehandeld.
5.1.2.
Beoordeling
De getuigenverklaring van [naam getuige 2] komt er op neer dat zij heel dichtbij stond en dat zij zag dat [naam slachtoffer 2] weliswaar op de verdachte afrende en tegen hem schreeuwde, maar dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer 2] heeft aangevallen door hem in zijn gezicht te slaan. [naam getuige 2] heeft in haar aanvullende verklaring expliciet gesteld dat [naam slachtoffer 2] niets anders heeft gedaan dan schreeuwen en dat de verdachte de eerste en enige klappen heeft gegeven. Gelet hierop en omdat de verklaringen van de verdachte ook door de overige getuigenverklaringen worden weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [naam slachtoffer 2] . Het beroep op noodweer wordt verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door [naam slachtoffer 2] in zijn gezicht te slaan en door, toen [naam slachtoffer 2] op de grond lag, meerdere malen tegen zijn hoofd te schoppen. Bovendien heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan. Door het handelen van de verdachte is een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten schokken de rechtsorde en vergroten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, zeker nu de feiten zijn gepleegd op de openbare weg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin staat dat voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door tegen het hoofd van een slachtoffer te schoppen, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden het uitgangspunt is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank het echter niet wenselijk dat de verdachte een langere gevangenisstraf dan het voorarrest moet ondergaan. De verdachte is onlangs vader geworden en moet in de kosten van levensonderhoud van het kind voorzien. Hij heeft dan ook groot belang bij behoud van zijn werk en het opnieuw ondergaan van detentie brengt het risico met zich mee dat hij zijn werk verliest. Ook houdt de rechtbank er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat hij niet eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de rechtbank een lagere gevangenisstraf oplegt dan gevorderd, zal daarnaast een taakstraf van 160 uren worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.269,53 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 5.217,52, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De opgevoerde schade ten aanzien van de reis- en parkeerkosten is niet volledig onderbouwd en dient daarom te worden gematigd. Het overig gevorderde is voor integrale toewijzing vatbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft matiging van het toe te wijzen bedrag bepleit. Niet alle opgevoerde schade is genoegzaam onderbouwd en er is sprake van een vorm van eigen schuld van de benadeelde partij. Tot slot is de bijgevoegde uitspraak niet vergelijkbaar wat immateriële schade betreft.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en zal dan ook, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen. Ten aanzien van de opgevoerde reis- en parkeerkosten overweegt de rechtbank dat weliswaar niet alle reis- en parkeerkosten zijn onderbouwd, maar dat deze kosten de rechtbank niet onredelijk voorkomen en derhalve zullen worden geschat op het gevorderde bedrag, zijnde € 152,00.
Immateriële schade
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op basis van de nu beschikbare stukken wordt deze schade naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 3.000,00.
Eigen schuld
Hoewel de handelswijze van de benadeelde partij, die schreeuwend en onder invloed van alcohol op de verdachte afrende, als ondoordacht kan worden aangemerkt, levert dit naar het oordeel van de rechtbank geen eigen schuld in civielrechtelijke zin op zoals bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.269,53, bestaande uit € 1.269,53 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 mei 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij V. Miljanic, te betalen een bedrag van
€ 4.269,53 (zegge: vierduizendtweehonderdnegenenzestig euro en drieënvijftig eurocent),bestaande uit
€ 1.269,53 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.269,53(hoofdsom,
zegge: vierduizendtweehonderdnegenenzestig euro en drieënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 4.269,53 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
52 (tweeënvijftig) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in ’t Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht,
door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te
trappen en/of schoppen en/of stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Rotterdam
openlijk, te weten, op of aan de Taselaarstraat, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [naam slachtoffer 2]
en/of [naam slachtoffer 1]
door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd
en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te
schoppen en/of die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen
het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2]
meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam
te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen en/of die
[naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het
lichaam te slaan en/of te stompen.