ECLI:NL:RBROT:2019:7466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
10/228432-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepkwekerij met overwegingen over pleegperiode en strafmaat

Op 20 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennepplanten in de periode van 1 april 2017 tot en met 1 april 2018. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een tweede tenlastelegging, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het eerste feit, de medeplichtigheid aan de hennepkwekerij, voldoende was. De verdachte had verklaard dat hij slechts in een kortere periode betrokken was, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken. De rechtbank heeft de pleegperiode vastgesteld op 1 april 2017 tot en met 1 april 2018, en de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering omdat de verdachte was vrijgesproken van het tweede feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/228432-18
Datum uitspraak: 20 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen.
Ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft op de terechtzitting van 6 september 2019 verklaard dat hij zijn woning slechts in de periode van december 2017 tot en met januari 2018 ter beschikking heeft gesteld aan [naam] ten behoeve van het telen van hennep. De rechtbank acht deze verklaring ten aanzien van de pleegperiode ongeloofwaardig, gelet op het volgende.
In het dossier bevindt zich een getuigenverklaring van [naam getuige] . Op 21 juni 2019 verklaart zij bij de rechter-commissaris dat de verdachte samen met een ander hennepplanten naar haar woning heeft gebracht om te drogen. In verband daarmee is de politie ongeveer twee jaar geleden in haar woning geweest. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte rond juni 2017 hennepplanten naar [naam getuige] heeft gebracht om te laten drogen, wat betekent dat de hennepkwekerij omstreeks april 2017 in werking moet zijn geweest. De rechtbank zal dan ook het begin van de pleegperiode vaststellen op 1 april 2017.
Op foto 12 van de fotobijlage met procesverbaalnummer [procesverbaalnummer] zijn groenkleurige hennepresten zichtbaar. Deze hennepresten zijn op 17 april 2018 in de woning van de verdachte aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de hennepkwekerij weliswaar niet meer in werking was op het moment van aantreffen, maar enkele weken daarvoor nog wel in werking moet zijn geweest. De rechtbank zal dan ook het einde van de pleegperiode vaststellen op 1 april 2018.
Al met al zal de pleegperiode worden vastgesteld op omstreeks 1 april 2017 tot en met
1 april 2018.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
een of meer onbekend gebleven personen en/of [naam]
omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 1 april 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld,
in een pand aan de [adres delict] een groot aantal hennepplanten
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 1 april 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen en/of die [naam]
voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter
beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft toegestaan dat er een hennepkwekerij met 363 hennepplanten in het door hem gehuurde pand werd opgezet. Het kweken van een softdrug als hennep veroorzaakt overlast en gevaar voor de maatschappij. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien gaan allerlei andere vormen van criminaliteit gepaard met hennepteelt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin staat dat voor het telen van 100 tot 500 hennepplanten een taakstraf voor de duur van 120 uren, alsmede de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand het uitgangspunt is. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat de verdachte alleen wordt veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren en één maand gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.865,79 aan materiële schade.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van strafrecht en artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in ’t Veld griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
een of meer onbekend gebleven personen en/of [naam]
in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 17 april 2018
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
in een pand aan de [adres delict] een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de
bij
de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 21 februari
2017 tot en met 17 april 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in
elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die
onbekend gebleven persoon/personen en/of die [naam]
voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;
2
hij in of omstreeks de periode 21 februari 2017 tot en met 17 april 2018
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres delict] )
heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of
het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen
en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of
buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).