In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een jongmeerderjarige, hierna te noemen [voornaam jongmeerderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder maatregelen verzocht vanwege een onveilige situatie, maar het bleek dat er, ruim vier maanden na de spoed uithuisplaatsing, nog steeds geen jeugdbeschermer aan het gezin was toegewezen. De kinderrechter heeft de lopende machtiging tot uithuisplaatsing per direct ingetrokken, omdat de ouders zich aan afspraken hebben gehouden en openstaan voor hulpverlening. De kinderrechter oordeelde dat er geen acuut gevaar meer was in de thuissituatie en dat [voornaam jongmeerderjarige] per direct bij de moeder kon worden teruggeplaatst.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De Raad had in een rapportage aangegeven dat het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing niet langer werd gehandhaafd. De ouders hebben ter zitting verzocht om de terugplaatsing van [voornaam jongmeerderjarige] bij de moeder, en de kinderrechter heeft dit verzoek ingewilligd. Er is een omgangsregeling afgesproken waarbij [voornaam jongmeerderjarige] om en om bij de vader en de grootvader verblijft.
De beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.