Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
12 september 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster 2], beide te [vestigingsplaats] , verzoeksters,
Rechtbank Rotterdam
Op 12 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Kegreisz, een voorlopige voorziening vroegen tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Lansingerland. Dit besluit, genomen op 4 september 2019, hield in dat aan de Vereniging van Eigenaars [naam] te [plaats] een last onder bestuursdwang werd opgelegd, waarbij het bedrijfspand aan [adres] voor de duur van veertien dagen werd gesloten. De sluiting was het gevolg van de ontdekking van 1297 kilogram heroïne in een container die op 2 september 2019 door de politie was onderschept. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting over te gaan, gezien de ernst van de situatie en het gevaar voor de openbare orde en veiligheid.
Verzoeksters voerden aan dat de sluiting hen financieel zou schaden en dat zij onterecht als criminelen werden gezien. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat een financieel belang op zichzelf geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een actuele financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeksters geen voldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun stelling dat de continuïteit van hun onderneming in gevaar was.
De voorzieningenrechter weigerde het verzoek om voorlopige voorziening en oordeelde dat er geen onrechtmatigheid was in het besluit van de burgemeester. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen rechtsmiddel open gesteld tegen deze beslissing.