ECLI:NL:RBROT:2019:7295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
C/10/563506 / HA ZA 18-1169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van notarissen en mededelingsplicht in het kader van een geldlening

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2019, staat de aansprakelijkheid van notarissen centraal in het kader van een geldlening. Eiser, een ondernemer en adviseur, heeft een vordering ingesteld tegen de notarissen en hun vennootschappen, omdat hij meent dat zij onrechtmatig hebben gehandeld door niet te voldoen aan hun mededelingsplicht. De eiser stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het niet terugbetalen van een lening door een derde partij, die persoonlijk failliet is verklaard. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij diverse stukken zijn ingediend, waaronder dagvaardingen en pleitnotities. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 35.000,00, vermeerderd met een boeterente van 0,25% per dag. De gedaagden hebben verweer gevoerd en betwist dat de eiser schade heeft geleden, omdat de lening ook op een andere partij kan worden verhaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser zijn schade niet heeft aangetoond en dat de vordering daarom moet worden afgewezen. De eiser is veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie behoeft geen verdere behandeling, omdat de voorwaarde voor de vordering niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/563506 / HA ZA 18-1169
Vonnis van 11 september 2019
in de zaak van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. Vink te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAUTARIS B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRIEKONO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4.
[gedaagde 2] ,in zijn hoedanigheid van notaris,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,
5.
[gedaagde 3] ,in zijn hoedanigheid van notaris,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats gedaagde 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.A. van der Pool te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser 1] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna [gedaagde 1] , Nautaris, Driekono, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden en gezamenlijk [gedaagde 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 27 november 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank d.d. 17 april 2019, waarbij een comparitie is bepaald;
  • de comparitie aantekeningen van mr. Vink;
  • de pleitaantekeningen ter comparitie van mr. Van der Pool met producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 9 juli 2019 en de faxbrief van mr. Van der Pool met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is ondernemer en adviseur op het gebied van contractmanagement, sales & marketing en riskmanagement.
2.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] exploiteren via Nautaris en Driekono in maatschapsverband het notariskantoor [gedaagde 1] (hierna ook het notariskantoor).
2.3.
[gedaagde 2] is de broer van [naam 1] (hierna [naam 1] ).
2.4.
In 2013 is de vennootschap van [naam 1] in Singapore failliet verklaard.
2.5.
Op 6 februari 2014 is [naam 1] in Singapore persoonlijk failliet verklaard.
2.6.
Via een relatie is [eiser 1] in contact gebracht met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 2] heeft op zijn beurt [eiser 1] in contact gebracht met [naam 1] .
2.7.
Op verzoek van [naam 1] heeft [gedaagde 2] een akte van geldlening opgesteld. Op 20 augustus 2015 is de akte verleden door [gedaagde 3] .
2.8.
In de akte is onder meer opgenomen:
"1. a. de heer
ir. [naam 1], (...)
b. de heer
[naam 2], (...)
hierna zowel tezamen als ieder afzonderlijk te noemen: "de Schuldenaar";
2. de heer
[eiser 1], (...)
hierna te noemen: "de Schuldeiser".
De verschenen personen verklaarden:
Geldlening.
Artikel 1.
1. De Schuldeiser zal heden een bedrag groot dertig duidend euro (€ 30.000,00) op bankrekening (...) ten name van [naam 2] , doen bijschrijven.
2. Als gevolg van de ontvangst van dit bedrag op gemelde rekening, zal de Schuldenaar gemeld bedrag van dertig duidend euro (€ 30.000,00), hierna ook aan te duiden als: "de Hoofdsom", schuldig zijn. In verband waarmee de hoofdsom reeds nu voor alsdan onder beding van hoofdelijkheid, ten titel van geldlening wordt schuldig erkend, zoals schuldig erkenning wordt aangenomen.
Aflossing
Artikel 2.
1. De Hoofdsom moet door de Schuldenaar worden afgelost op acht en twintig september tweeduizend vijftien.
(...)
3. De Hoofdsom tezamen met een rente van vijf duizend euro (€ 5.000,00), moet door de schuldenaar worden afgelost op uiterlijk acht en twintig september tweeduizend vijftien.
[
opm. rechtbank: artikel 3 ontbreekt]
(…)
Boeterente en overige bepalingen
Artikel 5.
1. Indien een door de Schuldenaar te betalen bedrag niet binnen acht dagen na de voor voldoening bepaalde dag door de Schuldeiser is ontvangen, is de Schuldenaar gehouden terstond, vanaf de dag voor de voldoening bepaalde dag tot de dag van betaling, een boete van vijf en twintig/honderdste procent (0,25%) per dag over het niet tijdig betaalde bedrag, te voldoen.
(...)"
2.9.
[eiser 1] heeft [naam 1] in 2016 en 2017 verscheidene malen gemaand om het geleende bedrag terug te betalen. [naam 1] heeft het geleende bedrag niet aan [eiser 1] terugbetaald.
2.10.
Bij beslissing d.d. 21 februari 2018 heeft de Kamer voor het Notariaat naar aanleiding van een klacht van [naam 2] aan [gedaagde 2] de maatregel van waarschuwing opgelegd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vordering van [eiser 1] luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Primair: Voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, dan wel ieder voor zich, onrechtmatig hebben gehandeld in de nakoming van de opdracht jegens [eiser 1] en verplicht is de schade te vergoeden die [eiser 1] heeft geleden van € 35.000,00, te vermeerderen met de boeterente van 0,25% per dag vanaf de dag dat de boete opeisbaar is (d.d. 7 oktober 2015), tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel te veroordelen in het voldoen van de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
2. Subsidiair: Voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, dan wel ieder voor zich, jegens [eiser 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en in verzuim is, waardoor hij als maat verplicht is de schade te vergoeden die [eiser 1] heeft geleden van € 35.000,00, te vermeerderen met de boeterente van 0,25% per dag vanaf de dag dat de boete opeisbaar is (d.d. 7 oktober 2015), tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel te veroordelen in het voldoen van de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Meer subsidiair: [gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, forfaitair te begroten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
Het verweer van [gedaagde 1] c.s. strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [eiser 1] in de kosten van dit geding met de verplichting dat [eiser 1] de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten van [gedaagde 1] c.s. is verschuldigd indien hij deze niet binnen veertien dagen na het wijzen van vonnis heeft betaald.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
De vordering van [eiser 2] c.s. luidt:
I. dat, in het geval de rechtbank in conventie zou oordelen dat op [eiser 2] c.s. enige schadevergoedingsplicht zou rusten, de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] veroordeelt tot het meewerken aan cessie van zijn vorderingen onder de akte van geldlening, althans cessie van dat gedeelte van de vorderingen van [verweerder] onder de akte van geldlening dat correspondeert met het bedrag waarin de notarissen worden veroordeeld, en;
II. dat de rechtbank bij vonnis tevens bepaalt dat het schadebedrag waarin [eiser 2] c.s. in conventie zouden worden veroordeeld pas opeisbaar is nadat de onder I. gevorderde cessie heeft plaatsgevonden,
met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [verweerder] in de kosten van dit geding met de verplichting dat [verweerder] de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten van [eiser 2] c.s. is verschuldigd indien hij deze niet binnen veertien dagen na het wijzen van vonnis heeft betaald.
3.5.
Het verweer van [verweerder] strekt tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen in (voorwaardelijke) reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiser 1] verwijt [gedaagde 1] c.s. kort samengevat en in de kern dat zij i) hebben verzuimd om mededeling te doen van het persoonlijk faillissement van [naam 1] ; ii) de artikelen 17 en 19 Wet op het notarisambt (Wna) hebben geschonden door de akte te verlijden, terwijl [naam 1] de broer is van [gedaagde 2] ; en iii) hebben verzuimd om een bewijsovereenkomst in de akte van geldlening op te nemen.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. hebben onder meer het verweer gevoerd dat [eiser 1] zijn schade niet heeft aangetoond. Dit verweer slaagt. De vordering van [eiser 1] strekt kennelijk tot schadevergoeding wegens het onbetaald en onverhaalbaar blijken van zijn vordering uit de geldlening op [naam 1] . [naam 2] is echter met [naam 1] hoofdelijk aansprakelijk onder de geldlening. Niet is gebleken dat de vordering uit de geldlening niet op [naam 2] kan worden verhaald. Daartoe is onvoldoende de stelling van mr. Vink ter comparitie dat hij behalve advocaat van [eiser 1] ook belastingadviseur is van [naam 2] en uit dien hoofde kan verklaren dat [naam 2] geen inkomen of bezit heeft. Die stelling is geheel niet onderbouwd en dat wringt te meer waar de akte van geldlening - zo is niet in geschil - een executoriale titel oplevert. Het onverhaalbaar blijken van de vordering op [naam 2] had daarom eenvoudigweg kunnen worden aangetoond met vergeefse incassomaatregelen van een deurwaarder ten laste van [naam 2] . Nu zelfs niet is gebleken dat [naam 2] tot betaling is gesommeerd, wordt het ervoor gehouden dat het een bewuste keuze is van [eiser 1] om zijn vordering niet op [naam 2] te verhalen. Dat staat [eiser 1] uiteraard vrij, maar staat - bij gebreke van schade - aan aansprakelijkheid van [gedaagde 1] c.s. in de weg en daarmee aan toewijzing van zijn vordering.
4.3.
De slotsom is dat de vordering van [eiser 1] moet worden afgewezen. [eiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten* × tarief € 695,00)
Totaal € 3.382,00
* conclusie van antwoord (1) en comparitie van partijen (1)
in reconventie
4.4.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de rechtbank zou oordelen dat [eiser 2] c.s. aansprakelijk zijn voor (een gedeelte van) de schade van [verweerder] . Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.382,00,
5.3.
bepaalt dat [eiser 1] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW verschuldigd is over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der voldoening,
5.4.
veroordeelt [eiser 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Arnold en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
2111/3178
griffier: rechter: