ECLI:NL:RBROT:2019:7281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
10/691056-19 vordering TUL: 15/041158-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrechtelijke uitspraak over overvallen op supermarkten met bekentenis van de verdachte en voorwaardelijke jeugddetentie

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van het plegen van twee overvallen op supermarkten in Zwijndrecht. De verdachte, die preventief gedetineerd was in RJJI Den Hey-Acker te Breda, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts. Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, een jeugddetentie van 12 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan forensische hulpverlening en elektronische controle.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op zeventienjarige leeftijd schuldig had gemaakt aan de overvallen, waarbij hij onder bedreiging met een mes geld had gestolen. De rechtbank achtte de feiten bewezen, mede op basis van de bekentenis van de verdachte. De rechtbank nam de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn gedragsstoornis en de invloed van zijn thuissituatie. De rechtbank besloot tot het opleggen van een jeugddetentie van 218 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden vast om recidive te voorkomen.

De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis af, omdat de verdachte in de tussenliggende periode geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd. De uitspraak benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, met als doel zijn ontwikkeling en rehabilitatie te bevorderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691056-19
Parketnummer vordering TUL: 15/041158-17
Datum uitspraak: 12 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in RJJI Den Hey-Acker te Breda,
raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 29 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan forensische ambulante gespecialiseerde hulpverlening zoals schematherapie of cognitieve gedragstherapie, dat de verdachte meewerkt aan elektronische controle, ITB Harde Kern en aan een avondklok en dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij op 10 mei 2019, te Zwijndrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, uit een winkelgelegen aan de [adres delict 1] een hoeveelheid geld, te weten 950 euro
toebehorende aan [naam winkel 1] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welke bedreiging met geweld bestond uit het voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer 1] ;
2.
Hij op 16 mei 2019, te Zwijndrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een winkel gelegen aan de [adres delict 2] een hoeveelheid geld, te weten 100 euro toebehorende aan [naam winkel 2] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welke bedreiging met geweld bestond uit het voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
2
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd tweemaal schuldig gemaakt aan een overval van een supermarkt. Hij heeft hierbij een mes voorgehouden aan de verkoopmedewerkster van de desbetreffende supermarkt en onder bedreiging van dat mes geld uit de kassalade gepakt.
Deze overvallen zijn ernstige en verwerpelijke feiten. De verdachte heeft zich bij het plegen van deze feiten kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn verlangen naar geld en heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de medewerkers van de winkels die slachtoffer werden van zijn handelen. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen zeer schokkend en angstaanjagend. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten doorgaans nadelige psychische gevolgen voor slachtoffers met zich meebrengt. Dergelijke feiten dragen daarnaast bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog drs. M. de Bree en psychiater in opleiding drs. G. Oudesluijs, onder supervisie van kinder- en jeugdpsychiater drs. B.G.J. Gunnewijk, hebben rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 en 8 augustus 2019. De bevindingen van de rapporteurs stemmen overeen en houden voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gedragsstoornis (ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis). Onderliggend aan de gedragsstoornis zijn er problemen in de gehechtheid in de relatie van de verdachte met ouders. Daarbij hebben langdurig bestaande gezinsproblemen geresulteerd in een gebrek aan eenduidigheid in het opvoedingsklimaat en een gebrek aan veiligheid waardoor er een onvoldoende solide basis is gelegd voor de persoonlijkheidsontwikkeling.
Het risico op recidive wordt als matig ingeschat, zonder toekomstige behandeling. De risico’s zijn vooral gelegen in de tekortschietende copingmechanismen van de verdachte, het gebrek aan continuïteit in de ondersteuning van voor hem belangrijke volwassenen en het gebrek aan verbinding met anderen dat betrokkene ervaart.
Het is van belang de verdere ontwikkeling van de verdachte gunstig te bevorderen, zodat de verdachte een realistisch, gedifferentieerd en voldoende positief zelfbeeld kan ontwikkelen, meer inzicht krijgt in eigen beleving, behoeften, beweegredenen, sociale relaties en interactie met anderen en meer mogelijkheden heeft om op een gezonde manier voor zichzelf op te komen en zich te verzekeren van de steun van pro-sociale anderen. Hiervoor is psychologische behandeling (bijvoorbeeld schematherapie of CGT) in ambulant forensisch kader bij een instelling als het DOK aangewezen. Tevens kan hier een delict- scenario worden opgesteld met aangrijpingspunten voor terugvalpreventie.
Omdat er veel systeemproblematiek heerst die verweven is bij de huidige problemen van de verdachte, dienen de ouders, voor zover mogelijk/haalbaar, bij de behandeling betrokken te worden. Gedurende het onderzoek bleek terugkeer naar het gezin van een van beide ouders niet haalbaar, waardoor plaatsing in een voorziening op het gebied van begeleid wonen/kamertraining geïndiceerd leek. Bij afronding van het onderzoek bleken vader en stiefmoeder alsnog bereid betrokkene een laatste kans te bieden om in hun gezin te verblijven. Deze optie is hiermee vooralsnog aangewezen met de bovengenoemde systemische ondersteuning. Dit in combinatie met een leer-werktraject met ambulante begeleiding en deeltijd behandeling kan zijn intellectuele vermogens stimuleren. Mocht het verblijf bij vader onverhoopt toch mislukken, dan is de optie kamertraining aan de orde.
Ter ondersteuning en effectuering van bovengenoemd behandeltraject wordt ook ITB/HK, een avondklok en elektronische controle geadviseerd.
De geadviseerde behandeling kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf onder toezicht van de jeugdreclassering.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 augustus 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er sprake is van een hoge kans op recidive, waarbij er zorgen zijn op meerdere gebieden. De verdachte groeit wisselend op bij moeder dan wel bij vader thuis waarbij er sprake is van een voortdurende en jarenlange strijd tussen ouders. Daarnaast wordt de verdachte negatief beïnvloed door vrienden, toont hij weinig inzicht en lijkt hij te handelen gericht op eigen gewin.
De Raad onderschrijft de individuele problematiek alsmede de systeemproblematiek waarbinnen de verdachte opgroeit en de noodzaak van passende behandeling zoals omschreven in het NIFP-rapport. De verdachte heeft ondersteuning nodig van zijn jeugdbeschermer en vanuit een jeugdreclasseringsmaatregel die ook doorloopt na zijn achttiende jaar, waarbij de Raad de voorkeur uitspreekt dat de beide maatregelen door dezelfde persoon worden uitgevoerd. Gelet op het feit dat de verdachte reeds een lange periode in voorarrest heeft gezeten, hetgeen mogelijk een grotere impact heeft gehad dan hijzelf momenteel kan verwoorden (ook gezien zijn problematiek), is de Raad van mening dat een voorwaardelijke straf pedagogisch gezien het meest passend is. Jeugddetentie zal geen gedragsverandering teweeg brengen, maar wel als stok achter de deur kunnen fungeren als voorwaardelijk deel gekoppeld aan een behandeling om de verdachte te motiveren voor de individuele schematherapie dan wel cognitieve gedragstherapie. Het uiteindelijke doel is dat de verdachte niet vervalt in delictgedrag, dat hij zich als volwaardig (jong) volwassene kan ontplooien, die in staat is in het belang van zichzelf en anderen beslissingen te maken en die niet meer in herhaling van zijn huidige gedrag valt. Om deze doelen te bereiken acht de Raad een individuele trajectbegeleiding Harde Kern aanpak met Elektronische controle en een avondklok van belang. Hierbij is het tevens belangrijk dat ouders (positief steunend en sturend) nauw betrokken worden.
Ter zitting heeft de jeugdreclassering zich aangesloten bij de adviezen van de psychiater, psycholoog en de Raad. De verdachte is bereid om mee te werken aan behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de psychiater, psycholoog en de Raad, waaruit naar voren komt dat het recidivegevaar bij het uitblijven van behandeling matig tot hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 mei 2017 van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 100 uur, waarvan een gedeelte groot 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 mei 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht de tenuitvoerlegging echter niet opportuun.
8.4.
Conclusie
De vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 218 (tweehonderd-achttien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zal meewerken aan forensische ambulante gespecialiseerde hulpverlening zoals schematherapie of cognitieve gedragstherapie;
zal meewerken aan elektronische controle;
zal meewerken aan ITB Harde Kern;
zal meewerken aan een avondklok (nader in te vullen door de jeugdreclassering);
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 mei 2017 van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.J. van den Herik en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 10 mei 2019, te Zwijndrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 1] een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 950 euro of daaromtrent, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen/voorhouden/richten/gericht houden van een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer 1] ;
2.
Hij op of omstreeks 16 mei 2019, te Zwijndrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkel/pand gelegen aan de [adres delict 2] een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 100 euro of daaromtrent, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen/voorhouden/richten/gericht houden van een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer 2] .