ECLI:NL:RBROT:2019:7278
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van exploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning op basis van Wet Bibob
Op 12 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de intrekking van een exploitatievergunning en een Drank- en Horecawetvergunning. De burgemeester van Rotterdam had op 21 augustus 2019 besloten om deze vergunningen per direct in te trekken, omdat er een ernstig gevaar bestond dat de vergunningen zouden worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten. Dit besluit volgde op een advies van het Landelijk Bureau Bibob, dat was aangevraagd naar aanleiding van een tip van het Openbaar Ministerie. De verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2019 werd duidelijk dat de verzoekster, opgericht op 22 oktober 2015, de onderneming [naam bedrijf 2] had overgenomen van [naam 3]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had gesteld dat er een ernstig gevaar bestond, mede door de betrokkenheid van [naam 4], die eerder was veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen en witwassen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de burgemeester zwaarder wogen dan die van de verzoekster, en dat de intrekking van de vergunningen gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de intrekking van de vergunningen naar verwachting in stand kan blijven in de bezwaarprocedure. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van griffier mr. A. Hielkema, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.