ECLI:NL:RBROT:2019:7246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
ROT 19/4533, ROT 19/4534, ROT 19/4548 en ROT 19/4549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor rechtstreeks beroep in bestuursrechtelijke procedures

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT 19/4533, ROT 19/4534, ROT 19/4548 en ROT 19/4549. De zaak betreft een geschil tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en drie vennootschappen die als eiseressen optreden. De rechtbank behandelt de vraag of de eiseressen rechtstreeks beroep kunnen instellen tegen besluiten van ACM, waarbij een last onder dwangsom is opgelegd en een geschoonde versie van dit besluit openbaar is gemaakt. De eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. ACM heeft vervolgens aangegeven dat zij de zaken geschikt acht voor rechtstreeks beroep, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank stelt vast dat de bestuurlijke fase nog niet volledig is afgerond, aangezien ACM een aanvulling van de motivering van het besluit heeft aangekondigd. De rechtbank wijst erop dat het in het belang van een zorgvuldige procedure is dat partijen hun standpunten in de bezwaarprocedure kunnen inbrengen. De rechtbank besluit dat ACM het beroepschrift als bezwaarschrift moet behandelen, waardoor de eiseressen de gelegenheid krijgen om hun zienswijzen in te dienen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 19/4533, ROT 19/4534, ROT 19/4548 en ROT 19/4549
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2019 als bedoeld in artikel 8:54a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen
1.
Naam vennootschap 1 (eiseres 1), te plaats;
2.
Naam vennootschap 2 (eiseres 2), te plaats;
3.
Naam vennootschap 3 (eiseres 3), te plaats,
eiseressen,
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,

met als derde partij

Naam partij (Partij), te plaats.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2019 (bestreden besluit 1) heeft ACM eiseressen 1 en 2 (…) een last onder dwangsom opgelegd met de volgende inhoud: (…)
Bij besluit van 12 april 2019 (bestreden besluit 2) heeft ACM besloten tot openbaarmaking van een geschoonde versie van bestreden besluit 1.
Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen de bestreden besluiten 1 en 2. Eiseressen hebben de voorzieningenrechter voorts verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan op 24 juli 2019 (…).
Eiseressen hebben ACM vervolgens bij hun aanvullende bezwaarschriften van 7 augustus 2019 verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep.
ACM heeft de rechtbank bij brief van 2 september 2019 bericht dat zij de zaken geschikt acht voor rechtstreeks beroep en heeft de bezwaarschriften aan de rechtbank toegezonden teneinde die als beroepschriften in behandeling te nemen.

Overwegingen

1. Uit artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de indiener van een bezwaarschrift het bestuursorgaan kan verzoeken om in afwijking van artikel 7:1 van de Awb in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter.
In het tweede lid is bepaald dat het bestuursorgaan met het verzoek kan instemmen indien de zaak daarvoor geschikt is.
Gelet op artikel 8:26, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
In artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Uit het tweede lid volgt onder meer dat de uitspraak er in dat geval toe strekt dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
2. De rechtbank is van oordeel dat de zaken zich niet lenen voor een rechtstreeks beroep. Zij overweegt daartoe het volgende.
3. Eiseressen menen dat de zaken geschikt zijn voor rechtstreeks beroep omdat zij bij de voorbereiding van de besluiten 1 en 2 en bij de behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening hun standpunten meermaals en uitgebreid hebben toegelicht.
ACM heeft dit standpunt onderschreven in haar brief van 2 september 2019. ACM heeft daaraan toegevoegd dat het niet waarschijnlijk is dat de bezwaarprocedure zal leiden tot wijziging van deze standpunten. ACM heeft er in die brief voorts op gewezen dat zij het voornemen heeft om naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van
24 juli 2019 een aanvullende motivering toe te voegen aan bestreden besluit 1.
Gelet op artikel 6:19 van de Awb zal het bezwaar of rechtstreeks beroep van rechtswege mede betrekking hebben op dit besluit. Alleen al vanwege de aangekondigde aanvulling van de motivering, is de bestuurlijke fase niet geheel afgerond. Het ligt daarom meer in de rede dat ACM de aangekondigde aanvulling van de motivering onderdeel laat uitmaken van een heroverweging in bezwaar zodat partijen daar in bezwaar hun visie op kunnen geven en ACM daarop in een besluit op bezwaar kan reageren.
4. Daar komt bij dat Partij ACM bij brief van 16 augustus 2019 heeft bericht dat zij als belanghebbende deel wenst te nemen aan de bezwaarprocedure en dat zij ACM heeft verzocht om het verzoek van Partij tot deelname aan deze procedure door te sturen naar de rechtbank indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7:1a van de Awb. Partij heeft aangevoerd dat zij als concurrent van eiseressen 1 en 2 rechtstreeks in haar belang wordt getroffen door de beslissing van ACM om tot handhaving jegens eiseressen 1 en 2 over te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is Partij als concurrent van eiseressen 2 en 2 belanghebbende bij bestreden besluit 1. Of Partij destijds al dan niet formeel een handhavingsverzoek heeft gedaan aan ACM kan daarbij in het midden worden gelaten (ABRvS 18 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4962). De rechtbank ziet hierin aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:26, eerste lid, van de Awb door Partij, zoals door haar is verzocht, als partij in dit geding aan te merken. Door een terugwijzing naar de bezwaarfase wordt Partij de gelegenheid geboden om een zienswijze in te brengen zodat ACM ook daarmee in het besluit op bezwaar rekening kan houden. Ook om die reden is het debat tussen partijen nog onvoldragen en lenen de zaken zich niet voor een rechtstreeks beroep.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat ACM het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 september 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.