Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
- de pleitnotitie met bijlagen van verzoeker, ingekomen op 27 augustus 2019;
- de door verzoeker bij e-mailberichten van 28 augustus 2019 ingezonden stukken.
Rechtbank Rotterdam
Op 3 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in een eerdere beslissing van de rechter, mr. P. Joele, die op 18 juli 2019 een vonnis had uitgesproken in een civielrechtelijke procedure. De verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend op 16 augustus 2019, terwijl de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, hem al bekend waren geworden kort na 23 juli 2019. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechtbank concludeerde dat de gewraakte gedragingen van de rechter aan verzoeker bekend waren op een moment dat hij zijn verzoek tot wraking had moeten indienen. De wrakingskamer oordeelde verder dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel door aan te geven dat hij ook andere kantonrechters bij de rechtbank Rotterdam zou wraken. Dit leidde tot de beslissing dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zou worden genomen.
Daarnaast had verzoeker verzocht om de zaak in zijn geheel te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, maar de wrakingskamer verklaarde zich onbevoegd om over dit verzoek te oordelen. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. P. Joele en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen.