Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
2.Het verzoek en de reactie daarop
3.De beoordeling
4.De beslissing
mr. A. Verweij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, die gedetineerd was. Het verzoek was gericht tegen mr. W.J.M. Diekman, een rechter die deel uitmaakte van de meervoudige kamer voor wrakingszaken. De verzoekster had eerder te maken gehad met deze rechter in een andere procedure, wat volgens haar een schijn van vooringenomenheid creëerde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rechter onpartijdig is en dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat de rechter in de nieuwe procedure niet eerder een standpunt had ingenomen over de voorlopige hechtenis en dat de omstandigheden van de zaak op dat moment bepalend zijn voor de beoordeling. De wrakingskamer concludeerde dat de eerdere betrokkenheid van de rechter bij een andere raadkamer niet automatisch leidt tot een schijn van partijdigheid in de huidige procedure. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard en afgewezen.