Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 december 2017, met producties 1 t/m 46;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 8;
- de brief van 14 maart 2018 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 8;
- de bij brief van 18 april 2018 van de zijde van [gedaagden] overgelegde productie 47;
- het proces-verbaal de op 11 oktober 2018 gehouden comparitie van partijen;
- de brief van Gemeente Rotterdam van 26 oktober 2016 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
“(…)
(…)”
“(…)
“(…)
“
RECOGNITIE
t.g.v. perceel Kralingen C 3412
“(…)
Beëindiging gebruik gronden/opstallen Prinsenland
(…)
Zoals u wellicht bekend is dienen verscheidene percelen gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Prinsenland binnen afzienbare tijd ter beschikking van de gemeente te komen.
“(…)
“(…)
Beëindiging gebruik van de gronden gelegen tussen de Kralingseweg en de Ringvaartweg
Na ophoging van dit tracé zal Gemeentewerken in het gebied, gelegen tussen de Kralingseweg en de Ringvaartweg diverse werken uitvoeren ter uitvoering van de gemeentelijke plannen.
“(…)
- een bouwkundige om de staat van het pand te bezien;
- een medewerker van een geotechnische bedrijf om boringen te verrichten, zodat de stand van de bodem onderzocht kan worden en indien van toepassing;
- een makelaar die een taxatie van de onroerende zaak zal uitvoeren.
BINNEN” (onder meer) het volgende opgenomen:
“(…)
“(…)
“(…)
3.Het geschil in conventie
I. [gedaagden] te veroordelen om binnen twee maanden na betekening van het te wijzen vonnis de onroerende zaak te ontruimen, verlaten en schoon en ter vrije en algehele beschikking aan eiseres te stellen en te laten en de onroerende zaak na ontruiming, niet wederom zonder toestemming van Gemeente Rotterdam te betreden en/of geheel en/of gedeeltelijk in gebruik te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, waarop [gedaagden] aan deze veroordeling niet voldoen;
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
III. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten.
3.2.1. Er was tussen Gemeente Rotterdam en [gedaagden] sprake van een bruikleenrelatie met betrekking tot de onroerende zaak. Bij brief van 23 januari 2013 heeft Gemeente Rotterdam de bruikleen opgezegd tegen 31 juli 2013, welke termijn nadien door Gemeente Rotterdam is verlengd tot 31 december 2013, De bruikleenrelatie is daarmee rechtsgeldig beëindigd per 1 januari 2014. [gedaagden] is zijn verplichting om de onroerende zaak leeg en ontruimd op te leveren niet nagekomen. [gedaagden] verblijft thans zonder recht of titel in de onroerende zaak.