ECLI:NL:RBROT:2019:7015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
576051 / HA RK 19-691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak hebben verzoekers, de ouders van twee minderjarige kinderen, op 17 juni 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen kinderrechter mr. F. Aukema-Hartog. Dit verzoek volgde op een zitting op 13 juni 2019, waar de rechter de betrokken partijen had gehoord en de mondelinge behandeling had gesloten. De beschikking van 6 juni 2019, waarin de minderjarigen onder toezicht werden gesteld, bleef in stand. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment van het wrakingsverzoek, waardoor verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen op basis van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol, omdat het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt na de einduitspraak van de rechter. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 576051 / HA RK 19-691
Beslissing van 9 juli 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker]
en
[naam verzoekster],
beiden wonende te [adres] ,
verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoekers zijn de ouders van twee thans nog minderjarige kinderen.
Bij beschikking van kinderrechter mr. [naam andere, niet gewraakte rechter] van 6 juni 2019 zijn de minderjarigen op verzoek van de Raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot 6 september 2019. Tevens werd in die beschikking bepaald dat (onder meer) de ouders zullen worden gehoord ter zitting van 13 juni 2019.
Ter zitting van 13 juni 2019 zijn door de rechter gehoord: verzoekers en vertegenwoordigers van de Raad voor de kinderbescherming en Jeugdbescherming west. Aan het slot van die zitting heeft de rechter de mondelinge behandeling gesloten en meegedeeld dat de beslissing van 6 juni 2019 in stand blijft.
Bij brief van 14 juni 2019 heeft verzoeker, mede namens verzoekster, wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
  • de beschikking van 6 juni 2019;
  • het proces-verbaal van de zitting van 13 juni 2019.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • het e-mailbericht van de rechter aan de algemeen secretaris van de wrakingskamer, gedateerd 17 juni 2019;
  • de brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoekers, gedateerd 18 juni 2019;
  • de brief met bijlage van verzoekers, gedateerd 28 juni 2019.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal blijkt dat de rechter in de hiervoor omschreven procedure ter zitting van 13 juni 2019 de in die zaak betrokken personen – waaronder verzoekers – heeft gehoord, zoals door de rechtbank was bepaald in de beschikking van 6 juni 2019. Aan het slot van die behandeling heeft de rechter meegedeeld dat zij de mondelinge behandeling van de zaak sluit en dat de beslissing van 6 juni 2019 in stand blijft. Met die mededeling is de behandeling van de zaak door de rechter geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 17 juni 2019 ingediend. Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoekers zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. F. Aukema-Hartog wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M. Fiege en
mr. A. Buizer, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 9 juli 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekers
- mr. F. Aukema-Hartog