ECLI:NL:RBROT:2019:7013
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- M. Fiege
- M.G.L. de Vette
- E.A. Vroom
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoekster] en [naam verzoeker] tegen mr. W.J. van den Bergh, rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was tijdens een comparitie van partijen op 4 juni 2019. Verzoekers voerden aan dat de rechter een uitgesproken mening had over het advocatenkantoor van hun advocaat en dat hij gedaagde meer ruimte gaf om zijn standpunten toe te lichten. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en stelde dat hij zijn taak als rechter naar behoren had uitgevoerd. De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor de vrees van verzoekers dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden, zowel afzonderlijk als in samenhang, niet voldoende waren om het verzoek tot wraking te gegrond te verklaren. Het verzoek werd dan ook afgewezen.