ECLI:NL:RBROT:2019:7013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
575607 / HA RK 19-662
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoekster] en [naam verzoeker] tegen mr. W.J. van den Bergh, rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was tijdens een comparitie van partijen op 4 juni 2019. Verzoekers voerden aan dat de rechter een uitgesproken mening had over het advocatenkantoor van hun advocaat en dat hij gedaagde meer ruimte gaf om zijn standpunten toe te lichten. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en stelde dat hij zijn taak als rechter naar behoren had uitgevoerd. De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor de vrees van verzoekers dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden, zowel afzonderlijk als in samenhang, niet voldoende waren om het verzoek tot wraking te gegrond te verklaren. Het verzoek werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 575607/ HA RK 19-662
Beslissing van 18 juli 2019
op het verzoek van
[naam verzoekster] ,
en
[naam verzoeker] ,
verzoekers,
advocaat: mr. G.J.A. Wiekart,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. van den Bergh, rechter in de rechtbank Rotterdam, team handel en haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op de zitting van 4 juni 2019 heeft in de zaak met zaaknummer C/10/563075/ HA ZA 18-1142 een comparitie van partijen ten overstaan van de rechter plaatsgevonden. Het betreft een civiele procedure tussen [naam verzoekster] , [naam verzoeker] , [naam eiser 3] en [naam eiser 4] als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie, enerzijds en [naam gedaagde] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie, anderzijds.
Bij brief van 7 juni 2019 hebben verzoekers de rechter gewraakt. Op verzoek van de algemeen secretaris van de wrakingskamer is het verzoek op 13 juni 2019 ook door
mr. Wiekart ondertekend.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omgeschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2019.
Verzoekers, de rechter, de heer [naam gedaagde] en zijn advocaat, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij schriftelijke reactie van
27 juni 2019.
Zowel verzoekers en hun advocaat als de rechter zijn ter zitting van 9 juli 2019 verschenen. De heer [naam gedaagde] en zijn echtgenote zijn eveneens verschenen. Verzoekers en hun gemachtigde alsmede de rechter hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoekers - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Het primaire verzoek strekt tot wraking van de rechter vanwege zijn vooringenomenheid tijdens de zitting van 4 juni 2019. Subsidiair wordt verzocht dat de rechter zich terugtrekt uit de zaak.
Verzoekers hebben na de zitting onafhankelijk van elkaar hun gevoel en beleving van de zitting op papier gezet. De vooringenomenheid van de rechter blijkt – samengevat – onder meer uit het volgende:
- de rechter heeft een uitgesproken mening over het handelen van het advocatenkantoor van de advocaat van verzoekers;
- de rechter heeft geen enkel oor voor standpunten van verzoekers en geeft gedaagde veel meer ruimte om argumenten toe te lichten;
- de rechter zegt uitdrukkelijk deze zaak volgens de richtlijnen van minister Dekker te moeten afwikkelen;
- de rechter adviseert gedaagde de tegeneis aan te passen, helpt meermaals met het formuleren van een nieuwe tegeneis en verwoordt letterlijk de tegeneis;
- de rechter geeft aan de bewijsopdracht tijdens de zitting aan te willen passen om hiermee gedaagde te helpen in de bewijslast;
- de rechter suggereert het exclusieve gebruik van de loswal (parkeerterrein) mogelijk te maken voor gedaagde.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De comparitie van partijen op 4 juni 2019 had een bijzondere start. Door een miscommunicatie van verzoekers en hun advocaat begon de zitting niet om 9:00 uur, maar om 10:30 uur. Er is dus voorafgaand aan de zitting contact met de advocaat van verzoekers en het kantoor opgenomen. In dat kader heeft de rechter aan het begin van de zitting gezegd dat hij het advocatenkantoor kent, zonder iets negatiefs over het kantoor te hebben gezegd.
Het behoort tot de taak van de rechter om op de comparitie van partijen de vorderingen met partijen te bespreken en daarbij te onderzoeken welke instructiehandelingen nog dienen te geschieden. Ter zitting is met partijen besproken hoe de vordering in reconventie moet worden uitgelegd. De rechter dient ook een vordering te kwalificeren. Hij is daarbij niet buiten de rechtsstrijd getreden. Ook heeft de rechter de reconventie voor de wederpartij niet gedicteerd of anderszins meegeprocedeerd. In het kader van een finale geschilbeslechting heeft de rechter op de zitting het geschil tussen partijen ruimer besproken dan partijen hebben gevorderd. Daarmee heeft de rechter de grens van partijdigheid niet overschreden. Ook ziet de rechter geen aanleiding om een verzoek tot verschoning in te dienen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker
geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Het wrakingsverzoek is enerzijds gegrond op uitspraken die de rechter over het kantoor van de advocaat van verzoekers zou hebben gedaan en anderzijds het optreden van de rechter op de zitting van 4 juni 2019.
3.3
Volgens verzoekers heeft de rechter aan het begin van de comparitie van partijen gezegd dat hij een mening heeft over het kantoor van de advocaat van verzoekster, zonder uit te spreken wat die mening is en kregen verzoekers daardoor de indruk dat deze mening negatief was. Zelfs als van deze - door de rechter weersproken - bewoordingen wordt uitgegaan, kan enkel daaruit echter niet worden afgeleid dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoekers koestert. Evenmin levert het een zwaarwegende aanwijzing op dat de bij hen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.4
Voor wat betreft het overige optreden van de rechter moet worden vooropgesteld dat de rechter die de zaak behandelt bij een comparitie van partijen de regie voert. Een comparitie van partijen heeft onder meer tot doel het verkrijgen van inlichtingen en de rechter kan zich hierbij actief opstellen. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling. Het staat de rechter daarbij vrij om partijen vragen te stellen, alsmede om de procesrisico’s van partijen te schetsen. Het is ook juist de taak van de rechter om argumenten van partijen juridisch te kwalificeren en zo nodig ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen. Ook staat het de rechter vrij om te onderzoeken of partijen een minnelijke schikking kunnen bereiken om een eind te maken aan het geschil. Hierbij kan de rechter de geschilpunten van partijen ruimer behandelen en bespreken dan alleen binnen het kader van de vordering en het verweer in het aanhangige geding. Concrete aanknopingspunten voor de stelling van verzoekers dat de rechter buiten de rechtsstrijd tussen partijen is getreden dan wel met gedaagde heeft meegeprocedeerd zijn niet gebleken.
3.5
Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen blijkt dat alle partijen hun standpunt naar voren hebben gebracht. Dat de rechter meer ruimte aan gedaagde heeft gegeven om zijn argumenten toe te lichten dan aan verzoekers als eisers is evenmin gebleken.
3.6
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de wijze waarop de rechter van zijn bevoegdheden op de comparitie van partijen gebruik heeft gemaakt, niet zodanig is, dat
daaraan een aanwijzing is te ontlenen voor het oordeel dat de rechter — subjectief — niet onpartijdig was. Evenmin leveren de door verzoekers aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing op dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.7
Gelet op het voorgaande kunnen de aangevoerde gronden noch afzonderlijk, noch in samenhang bezien, tot gegrondverklaring van het verzoek leiden. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.J. van den Bergh.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Fiege, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. E.A. Vroom, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2019 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-