ECLI:NL:RBROT:2019:7011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
10/076670-19 en 10/158091-19 (gev. ttz.) vordering TUL VV: 10/028891-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal en lokaalvredebreuk met oplegging van ISD-maatregel

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in Portugal en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van diefstal en lokaalvredebreuk. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van chocolade uit een Albert Heijn filiaal en blikjes Lawson&cola uit een Coop filiaal, waarbij de verdachte ook een eerder opgelegd winkelverbod heeft overtreden. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, die zijn bewezen verklaard zonder nadere motivering, aangezien de verdachte deze heeft bekend. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat het niet opportuun werd geacht om deze uit te voeren. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van de samenleving en om de recidive van de verdachte te beëindigen. De verdachte kan, na afloop van de maatregel, goed voorbereid terugkeren naar Portugal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/076670-19 en 10/158091-19 (gev. ttz.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/028891-19
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Portugal op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] , Portugal,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/076670-19 en het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/158091-19;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/028891-19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/076670-19 en de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/158091-19 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/076670-19 en het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/158091-19 heeft begaan op die wijze dat:
in de zaak met parketnummer 10/076670-19
hij op 1 april 2019 te Rotterdam meerdere hoeveelheden chocolade,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan een filiaal van de Albert Heijn, gevestigd aan de [adres supermarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 10/158091-19:
1. primair
hij op 28 juni 2019 te Rotterdam meerdere blikjes Lawson&cola,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan een filiaal van de Coop, gevestigd aan de [adres supermarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 28 juni 2019 te Rotterdam in het besloten lokaal gelegen aan de [adres supermarkt 2] bij de Coop in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 3 februari 2019 schriftelijk de toegang tot de Coop aan de [adres supermarkt 2] ontzegd voor de
duur van 1 jaar.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/076670-19:
diefstal;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/158091-19:
feit 1 primair:
diefstal;
feit 2:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair bepleit aan de verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. De verdachte ziet niets in een ISD-maatregel en wil zo spoedig mogelijk naar Portugal terugkeren. De raadsman heeft daarnaast bepleit dat het reclasseringsrapport onvoldoende met redenen is omkleed. Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft met de verdachte slechts één maal een gesprek gevoerd, terwijl er tijdens detentie genoeg gelegenheid was om meer gesprekken te voeren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de duur van de ISD-maatregel te verkorten tot één jaar.
7.2.
Beoordeling
7.2.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Bij één van deze winkeldiefstallen heeft hij ook een winkelverbod overtreden. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel overlast veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. De verdachte heeft enkel geldelijk gewin voor ogen gehad, om zijn verslaving te kunnen bekostigen en lak gehad aan het eigendomsrecht van een ander.
7.2.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw diefstallen te plegen.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juni 2019.
De verdachte lijkt delicten te plegen vanwege een gebrek aan financiële middelen om in zijn middelengebruik te voorzien en om te overleven. Er is sprake van een zeer onstabiele leefsituatie, gebrekkige copingvaardigheden en een pro-criminele houding. De verdachte bevindt zich in een uitzichtloze situatie, die zijn delictgedrag en verslaving in stand lijken te houden. De reclassering concludeert dat er op verschillende leefgebieden (huisvesting, financiën, dagbesteding, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding) problemen zijn die het risico op recidive verhogen. Het risico op onttrekking aan voorwaarden schat de reclassering in als hoog. Een recent reclasseringstoezicht is niet van de grond gekomen, omdat de verdachte zich niet heeft gemeld bij de reclassering.
Omdat de verdachte niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, kan hij geen aanspraak maken op begeleidingsmogelijkheden door de reclassering. Indien de verdachte wel een rechtmatig verblijf in Nederland zou hebben, dan ziet de reclassering ook geen mogelijkheden om hem in een ambulant kader hulpverlening te bieden.
Gelet op het hardnekkige delictgedrag, de onstabiele leefsituatie en de verslavings-problematiek van de verdachte kan enkel een klinische behandeling in een strak kader, zoals de ISD-maatregel, leiden tot gedragsverandering en tot verlaging van het recidiverisico. Gelet op de status van verdachte als onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, is de vreemdelingen ISD de meest aangewezen optie. In dat kader kan de verdachte goed voorbereid naar Portugal terugkeren.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Het verweer van de raadsman dat het reclasseringsadvies onvoldoende met redenen is omkleed, wordt verworpen. De reclassering is niet alleen op basis van het gesprek met de verdachte, maar ook op basis van dossieronderzoek tot haar conclusies gekomen.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juli 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Tot op heden hebben de aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd. De verdachte heeft ook in de periode dat zijn voorarrest in de zaak met parketnummer 10/076670-19 was geschorst, opnieuw een diefstal gepleegd. Hij is niet in staat gebleken om zijn problemen zelfstandig of in een vrijwillig kader met hulp van de reclassering op te lossen. Er moet dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van de ISD-maatregel voor een kortere duur, zoals bepleit. Een termijn van twee jaar is noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
De rechtbank gaat er - zoals opgenomen in het reclasseringsadvies en zoals voorgestaan door de verdachte - vanuit dat de ISD-maatregel (ook) gericht zal zijn op terugkeer naar Portugal. Voor zover de uitzetting naar Portugal eerder kan plaatsvinden dan na het verstrijken van de termijn van twee jaar, kan de ISD-maatregel door de Minister van Justitie op het moment van uitzetting ambtshalve worden beëindigd op grond van artikel 38u Sr.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging 10/028891-19

Bij vonnis van de politierechter in Rotterdam van 6 februari 2019 is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan een gedeelte, groot 1 week, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.1.
Standpunt officier van justitie en raadsman
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, gelet op zijn eis tot oplegging van de ISD-maatregel. De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
8.2.
Beoordeling
Hoewel aan de voorwaarden voor ten uitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is voldaan, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het niet opportuun is de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
8.3.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/076670-19 en de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/158091-19, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2019 (parketnummer 10/028891-19) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 10/076670-19:
hij op of omstreeks 1 april 2019 te Rotterdam een of meerdere hoeveelheden chocolade, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een filiaal van de Albert Heijn, gevestigd aan de [adres supermarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 10/158091-19:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te Rotterdam een of meerdere blikjes Lawson&cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een filiaal van de Coop, gevestigd aan de [adres supermarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere blikjes Lawson&cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een filiaal van de Coop, gevestigd aan de [adres supermarkt 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, blikjes Lawson&cola uit het schap heeft gepakt en/of deze blikjes (vervolgens) in zijn rugtas heeft gestopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te Rotterdam in het besloten lokaal gelegen aan de [adres supermarkt 2] bij de Coop, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 3 februari 2019 schriftelijk de toegang tot de Coop aan de [adres supermarkt 2] ontzegd voor de
duur van 1 jaar.