ECLI:NL:RBROT:2019:7009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
10/076133-19 vordering TUL VV: 96/103433-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling en bedreiging van de zus en moeder van de verdachte met psychiatrische maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn moeder en zus. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een psychiatrische opname van één jaar. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waaronder de mishandeling van de moeder en zus en de bedreiging met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte leed aan een schizofrenie spectrumstoornis, wat zijn gedrag ten tijde van de feiten beïnvloedde. De psychiater adviseerde de verdachte niet strafbaar te achten en voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, maar wel een gevaar voor anderen vormde zonder behandeling. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1,00 werd toegewezen aan beide benadeelden, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf af, gezien de opgelegde psychiatrische maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/076133-19
Parketnummer vordering TUL VV: 96/103433-17
Datum uitspraak: 11 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie PPC Scheveningen, Den Haag,
raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van 1 jaar;
  • afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 96/103433-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 29 maart 2019 te Rotterdam zijn moeder, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meermalen tegen het lichaam, te schoppen;
2.
hij op 29 maart 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en
isvervolgens met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2]
gelopen en
heeftdaarbij dreigend de woorden toe
gevoegd"Ik ga jullie vermoorden" en/of "Ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 29 maart 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- een asbak tegen de (rechter)wang, te gooien en
- het haar vast te pakken en vervolgens met kracht aan het haar te trekken en
- meermalen met de vuist op het hoofd te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte en motivering maatregel

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat geen maatregel opgelegd dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de officier van justitie te volgen in zijn vordering tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.
Beoordeling
De verdachte heeft zijn moeder mishandeld door haar te schoppen tegen het lichaam. Ook heeft hij zijn zus mishandeld door een asbak tegen haar wang te gooien, zijn zus aan het haar te trekken en met zijn vuist op haar hoofd te stompen. Daarnaast heeft hij zijn moeder en zus met een mes en met woorden bedreigd. Met zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn moeder en zus. De vraag is of dit de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 8 juni 2019 en GZ-psycholoog dr. M. ten Berge van 30 april 2019. De psycholoog kan de aan haar gestelde vragen niet beantwoorden, omdat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.
De verdachte heeft wel meegewerkt aan het onderzoek van de psychiater.
De psychiater constateert dat er zeer waarschijnlijk sprake is van een schizofrenie spectrumstoornis, die tot uiting komt in een combinatie van paranoïde, grootheidswanen en auditieve hallucinaties. De psychiater concludeert dat de geschetste problematiek een bepalende rol heeft gespeeld bij verdachtes gedrag en handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Hij adviseert deze feiten niet toe te rekenen aan de verdachte, omdat de verdachte volledig handelde vanuit zijn waangedachten. De waan is oncorrigeerbaar. Vanwege de tekorten in de realiteitstoetsing en een zwakke gewetensvorming is de verdachte niet in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen.
Zonder begeleiding of behandeling schat de psychiater het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in als hoog. De problematiek is te complex om ambulant te kunnen behandelen. In een vrijwillig kader hebben ambulante interventies geen zin gehad, omdat de verdachte niet gemotiveerd was. De psychiater adviseert daarom de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Van belang is dat in dat jaar tijd is om te zoeken naar verdere inbedding in de psychiatrische hulpverlening. Oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging acht de psychiater een te zwaar middel. Een dergelijk hoog beveiligingsniveau is niet nodig.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 8 juli 2019, waaruit blijkt dat een ambulant behandel- en begeleidingstraject onvoldoende verbetering hebben gebracht in het gedrag van de verdachte. De reclassering acht een nieuw ambulant traject niet effectief en sluit zich aan bij de conclusies van de psychiater.
De rechtbank acht de conclusies van de psychiater inzichtelijk en goed onderbouwd en legt deze ten grondslag aan haar oordeel. De verdachte leed ten tijde van de bewezen verklaarde feiten aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en is daarom ten aanzien van die feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank acht de verdachte dan ook niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.
Op basis van de rapportages van de psychiater en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een strikt kader nodig is, waarin de verdachte behandeling en medicatie wordt aangeboden om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. Gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2019 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor soortgelijke delicten, alsmede gelet op de inschatting van het recidiverisico door de psychiater en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zonder een dergelijk strikt kader een gevaar vormt voor anderen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 Sr voor de duur van één jaar geboden.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen nu deze genoegzaam is onderbouwd, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu de vordering niet is betwist door de verdachte, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Gelet op de hoogte van de vordering en het symbolische karakter daarvan, zoals ter zitting door de raadsman van de benadeelde partij is toegelicht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen nu deze genoegzaam is onderbouwd, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu de vordering niet is betwist door de verdachte, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Gelet op de hoogte van de vordering en het symbolische karakter daarvan, zoals ter zitting door de raadsman van de benadeelde partij is toegelicht, ziet de rechtbank geen aanleiding de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 oktober 2017 van de politierechter in Rotterdam (parketnummer 96/103433-17) is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 9, vijfde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 oktober 2017.
8.1.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze uitspraak en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de uitspraak verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat de rechtbank aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal opleggen, is de rechtbank van oordeel dat het niet opportuun is de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
8.2.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in een
psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar.
vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1,00 (zegge: een euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1,00 (zegge: een euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 oktober 2017 (parketnummer 96/103433-17) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Rotterdam zijn moeder, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meermalen op/tegen de buik en/of op/tegen de borst, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of meermalen op het hoofd te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes (op korte afstand) getoond aan/of gericht op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of vervolgens met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] te lopen en/of daarbij vervolgens dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie vermoorden" en/of "Ik
maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- een asbak tegen de (rechter)wang, althans in het gezicht, te gooien en/of
- het haar vast te pakken en/of vervolgens vastgepakt te houden en/of vervolgens met kracht aan het haar te trekken en/of
- meermalen met de vuist op het hoofd te slaan/stompen en/of
- meermalen in/tegen de buik te schoppen/trappen.