Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 maart 2018
- de akte overlegging producties tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties 1 tot en met 7
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6
- het tussenvonnis van 15 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- de brief van mr. Roos van 5 november 2018 met producties 7 tot en met 9
- de brief van mr. Roos van 11 november 2018 met productie 12 (die naar ter comparitie is toegelicht als productie 10 had moeten zijn genummerd)
- de brief van mr. Van de Velde van 22 november 2018 met een betere kopie van Appendix A bij productie 2
- het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2018, dat op 8 mei 2019 aan partijen is toegezonden
- de in reactie op het proces-verbaal ontvangen brief van mr. Van de Velde van 10 mei 2019, die aan het proces-verbaal is gehecht
- de in reactie op het proces-verbaal ontvangen brief van mr. Roos van 14 mei 2019, die aan het proces-verbaal is gehecht
- het tussenvonnis van 1 mei 2019, waarin in verband met de langdurige verhindering van de rechter aan partijen gelegenheid is geboden om zich uit te laten over de door hen gewenste voortgang van de procedure
- de akte uitlating van TVM waarin zij gelet op de aanhoudende verhindering verzoekt om een andere rechter aan te wijzen en een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen
- de akte uitlating van [naam gedaagde] , met productie A, waarin hij verzoekt om het wijzen van vonnis door de rechter die de comparitie heeft geleid en aangeeft niet in te stemmen met aanwijzing van een nieuwe behandelend rechter;
- de op verzoek van de rechtbank bij brief van 21 augustus 2019 door mr. Van de Velde toegezonden nieuwe kopie van productie 1 (op een usb-stick).
2.De feiten
3.Het geschil
- € 18.932,33 (cascoschade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2017
- € 3.734 (expertisekosten TVM) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2017
- € 11.688,80 (tijdverlet) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2017
- € 1.116 (buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2018, de dag van dagvaarding
- € 5.415 (expertisekosten [naam] ), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2018, de dag van eisvermeerdering
- de proceskosten.
- zij om 17:56:41 uur op een onderlinge afstand van 500-600 meter van de ‘ [naam schip 1] ’ met getrokken blauw bord de bocht naar de Dordtsche Kil afsneed om voor de ‘ [naam schip 1] ’ langs te varen in plaats van de ‘ [naam schip 1] ’ eerst bakboord op bakboord te ontmoeten om daarna achter de ‘ [naam schip 1] ’ langs de Dordtsche Kil in te varen,
- zij op een afstand van slechts 350 m vanaf de ‘ [naam schip 1] ’ weer terugstuurde naar stuurboord, waardoor direct gevaar voor aanvaring ontstond en de aanvaring zich voordeed,
- zij, indien moet worden aangenomen dat zij bij ongewijzigde koers naar bakboord (met het getrokken blauw bord) de ‘ [naam schip 1] ’ evenmin had vrijgevaren, dan ten onrechte in strijd met het bepaalde in artikel 6.17 lid 4 BPR niet tijdig week voor de ‘ [naam schip 1] ’, die voor de ‘ [naam schip 2] ’ van stuurboord kwam.
4.De beoordeling
eerste fasenaderde de ‘ [naam schip 1] ’ de grens tussen nevenvaarwater en hoofdvaarwater.
tweede fasepasseerde de ‘ [naam schip 1] ’ de grens tussen nevenvaarwater en hoofdvaarwater. Vervolgens passeerde de ‘ [naam schip 2] ’ op het Hollandsch Diep de ‘ [naam schip 3] ’.
derde faseverlegde de ‘ [naam schip 2] ’, zodra zij de ‘ [naam schip 3] ’ voorbij was, haar koers naar bakboord, zette zij het blauwe bord bij en ontstak zij het witte flikkerlicht en voer zij in de richting van de Dordtsche Kil. De ‘ [naam schip 1] ’ paste haar koers hierop aan.
vierde fasestuurde de ‘ [naam schip 2] ’ terug naar stuurboord, vervolgens kort naar bakboord en vervolgens weer naar stuurboord, en voeren de ‘ [naam schip 1] ’ en de ‘ [naam schip 2] ’ elkaar kop op kop aan.
[naam schip 2] Hollandsch Diep, gaat de Kil op”, welke mededeling aan boord van de ‘ [naam schip 1] ’ niet is gehoord, hoewel [naam] ter zitting heeft verklaard dat de marifoon altijd aanstond. Namens [naam gedaagde] is ter zitting verklaard dat het heel druk was op het marifoonkanaal en dat het mogelijk is dat twee oproepen tegelijk binnenkomen en daarbij wegvallen of een ruis opleveren en dat een mededeling daardoor niet wordt gehoord.
Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater”) in leden 1 en 2 het volgende voor:
1 Een schip mag slechts een haven of een nevenvaarwater uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren of oversteken dan wel een haven of een nevenvaarwater invaren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden” neergelegd in artikel 6.16 lid 1 BPR brengt mee dat daaraan niet kan worden voldaan door middel van veronderstellingen. De ‘ [naam schip 1] ’ had contact moeten zoeken met de omliggende schepen, in ieder geval de ‘ [naam schip 7] ’ en de ‘ [naam schip 2] ’, om hun intenties na te vragen om vervolgens op basis van die inlichtingen een deugdelijke gevaarsinschatting en zonodig een passeerafspraak te maken. Bij gebreke van de nodige inlichtingen had de ‘ [naam schip 1] ’ met inachtneming van goed zeemanschap als bedoeld in artikel 1.04 BPR haar snelheid moeten terugbrengen om effectiever te kunnen reageren op de bewegingen van de andere schepen.
Indien twee schepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.”). Uit deze bepaling volgt dat de ‘ [naam schip 1] ’, varend aan bakboordzijde van het vaarwater, zich moest aanpassen aan de ‘ [naam schip 2] ’ en niet andersom.
Een groot schip dat zich wil begeven naar een vaarwater (...) gelegen aan zijn bakboordszijde (...) mag aan een op tegengestelde koers naderend schip het verlangen kenbaar maken, dat, in afwijking van artikel 6.04, het voorbijvaren stuurboord op stuurboord geschiedt. Het grote schip mag het verlangen slechts kenbaar maken, nadat het zich er van heeft vergewist, dat het mogelijk is daaraan zonder gevaar te voldoen.”.
- cascoschade, volgens het wederzijds opgestelde expertiserapport groot € 18.932,33
- tijdverlet, begroot op (16 dagen ad € 730,55 =) € 11.688,90
- expertisekosten groot € 3.734.
.Subsidiair betwist [naam gedaagde] als niet onderbouwd de gestelde hoogte per dag van voornoemd liggeldtarief.
- € 7.572,93 voor cascoschade (= 40 procent van € 18.932,33)
- € 1.349,60 voor expertisekosten ‘ [naam schip 1] ’ (= 40 procent van € 3.374)
- € 2.166 voor expertisekosten ‘ [naam schip 2] ’ (= 40 procent van € 5.415).
- vast recht € 1.950,
- salaris advocaat € 1.086 (2 punten tegen € 543 per punt),
- overige verschotten (kosten deurwaarder) € 81,
5.De beslissing
1573