ECLI:NL:RBROT:2019:6975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
C/10/565808 / HA ZA 19-45
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring van geen vordering en schadevergoeding in verband met hypothecaire geldlening en BKR-registratie

In deze zaak vordert eiser, [naam eiser], een verklaring voor recht dat ING Bank N.V. geen vordering heeft op hem uit hoofde van een hypothecaire geldlening en een zakelijk krediet. Eiser stelt dat de bank de ontvangen betalingen uit de verkoop van onroerend goed onjuist heeft verwerkt en dat de hypotheekakte geen executoriale titel oplevert. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij diverse stukken zijn ingediend, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord. Eiser heeft zijn vorderingen onderbouwd met argumenten over achterstanden en de zorgplicht van de bank. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat ING wel degelijk een vordering heeft uit hoofde van de hypothecaire lening en het rekening-courant krediet. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, met uitzondering van de vordering om ING te gebieden een berekening te verschaffen van het uitstaande bedrag van het rekening-courant krediet. Eiser is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/565808 / HA ZA 19-45
Vonnis van 21 augustus 2019
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. J. Boogaers te Vlaardingen,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 juli 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 22 november 2017, met producties;
  • de brief van 20 december 2017 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de akte wijziging eis van 9 mei 2018;
  • het proces-verbaal van de op 9 mei 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • het op 8 januari 2019 namens ING bij formulier B6 ingediende verzoek opbrenging doorgehaalde zaak.
1.2.
Bij gelegenheid van het opnieuw opbrengen is het zaak- en rolnummer van deze zaak gewijzigd. De zaak was eerder bekend onder het zaaknummer / rolnummer C/10/534210 / HA-ZA 17-844.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam eiser] en ING zijn bij notariële akte van 12 mei 2003 (hierna: de akte) een hypothecaire geldlening aangegaan met als onderpand een bedrijfspand aan de [adres bedrijfspand] (hierna: het bedrijfspand) en een woning aan de [adres woning] (hierna: de woning). De in de akte opgenomen overeenkomst zal hierna ook worden aangeduid als ‘de beleggershypotheek’.
2.2.
In de akte is onder meer opgenomen:

Naam produkt
De in deze akte geconstateerde overeenkomst heeft de produktnaam: ING Bank Beleggershypotheek.
[…]
Het geleende bedrag
Wegens op heden van de bank ter leen ontvangen gelden is de schuldenaar schuldig aan de bank, die uit hoofde van op heden ter leen verstrekte gelden te vorderen heeft van de schuldenaar, de som van
zevenhonderdvijftigduizend euro (€ 750.000,00), deze som hierna te noemen: “het geleende bedrag”.
[…]
Rentepercentage
Over het niet afgeloste gedeelte van de geldlening is een rente verschuldigd van
vier vier/tiende procent (4,4%)per jaar. De rente gaat heden in en dient in maandelijkse tijdvakken bij nabetaling te worden betaald, voor het eerst op de eerste van de maand, na het sedert heden verstrijken van een hiervoor vermeld tijdvak.
[…]
Belegging
Tot meerdere zekerheid voor de betaling van het geleende bedrag en al hetgeen de bank nu of te eniger tijd van de schuldenaar verder te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van verstrekte en/of nog te verstrekken geldleningen, al dan niet in rekening-courant, dan wel uit welken andere hoofde ook geeft de schuldenaar bij deze voorzover nodig bij voorbaat in pand aan de bank, die deze verpanding aanvaardt, alle vorderingen in aandelen die de schuldenaar heeft of te eniger tijd zal verkrijgen op de Stichting ING Bank Beleggingsgiro, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen “de stichting” in verband met een door hem met de bank gesloten overeenkomst, hierna te noemen “de overeenkomst”, op grond van welke overeenkomst de schuldenaar zich jegens de bank heeft verplicht tot het verkrijgen van vorderingen in aandelen op de stichting door storting van ten minste
zesennegentig euro en twintig eurocent (€ 96,20)per maand, gedurende driehonderdzestig maanden. De overeenkomst moet ten minste gedurende de looptijd van de geldlening, ook als deze wordt verlengd, worden voortgezet en de vermelde stortingen dienen stipt op de vervaldagen te worden voldaan.
[…]
Hypotheekstelling en verpanding
Tot meerdere zekerheid voor de betaling van:
  • het geleende bedrag en al hetgeen de bank nu of te eniger tijd van de schuldenaar te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van verstrekte en/of nog te verstrekken geldleningen, al dan niet in rekening-courant, dan wel uit welken andere hoofde ook, een en ander tot maximaal
  • de bedongen rente en eventueel later overeen te komen verhogingen daarvan en al wat de bank in verband met het vorenstaande aan renten, boeten, kosten, premies of anderszins verder te vorderen heeft of zal hebben, tezamen begroot op
a. verleent [ [naam eiser] ] bij deze aan de bank recht van hypotheek op het hierna onder het opschrift “Onderpand en titel” omschreven registergoed;
[…]
Verschuldigdheid
Ten aanzien van de lening strekt een door de bank getekend uittreksel uit haar administratie tot volledig bewijs, behoudens tegenbewijs, in welk geval de betalingsverplichting niet wordt opgeschort.
[…]”
2.3.
[naam eiser] heeft het bedrijfspand op 1 mei 2007 verkocht. De koopsom bedroeg € 149.000,-. Na aftrek van kosten heeft de notaris een bedrag van € 146.785,15 overgemaakt naar het bij de beleggingshypotheek behorende rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
2.4.
[naam eiser] heeft de woning in mei 2008 verkocht. De koopsom bedroeg € 615.000,-. Het saldo van € 603.177,53 werd overgemaakt op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
2.5.
In een brief van 16 mei 2008 van ING aan notaris Ploum Lodder Princen is onder meer opgenomen:

Betreft: Algehele aflossing hypothecaire geldlening t.n.v. De heer [naam eiser] met royementsvolmacht voor de hypotheek op [adres woning] , [adres bedrijfspand]
Weledelgestrenge heer,
Hierbij zenden wij u de algehele aflossingsnota inzake bovenvermelde hypothecaire geldlening (huidig rentepercentage 4,4000 %) per
16 mei 2008.
De royementsvolmacht onder opschortende voorwaarde van betaling treft u tevens bijgaand aan.
Uitstaande hoofdsom EUR 687.500,00
  • Achterstand EUR 27.576,35 *
  • Reeds gefactureerde boete EUR 1.538,40 *
  • Rente EUR 1.344,44 *
- - - - - - - - - - - - - -
Totaal EUR 717.959,19
[…]”

3.Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

Primair:
a. Voor recht te verklaren dat ING geen vordering heeft op [naam eiser] uit hoofde van de ING Bank Beleggershypotheek met nummer [rekeningnummer 2] [de rechtbank leest: [rekeningnummer 3] ] (hypotheekrekeningnummer [rekeningnummer 1] );
b. Voor recht te verklaren dat ING geen vordering heeft op [naam eiser] uit hoofde van een zakelijk krediet met contractnummer [rekeningnummer 4] ;
c. Voor recht te verklaren dat ING de ontvangst van de betaling terzake de onroerend goed transacties op onjuiste wijze heeft verwerkt;
d. Voor recht te verklaren dat de hypotheekakte van 2003 geen executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv oplevert;
e. Voor recht te verklaren dat terzake de BKR-registratie geen enkele grondslag bestond;
f. Voor recht te verklaren dat ING onrechtmatig jegens [naam eiser] heeft gehandeld;
g. ING te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [naam eiser] bestaande uit afboeking van de door ING in rekening gebrachte rente alsmede een compensatie van het door [naam eiser] ervaren leed, nader op te maken bij staat;
h. ING te veroordelen tot intrekking van de BKR-registraties binnen 2 dagen na het in deze te wijzen vonnis;
i. ING op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, te gebieden om de betalingen van 2 mei 2007 en 18 mei 2008 terzake de onroerend goed transacties correct te verwerken;
Subsidiair:
j. Indien sprake zou zijn van enige restschuld uit hoofde van hypotheek of een zakelijk krediet, ING op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, te gebieden om [naam eiser] een nadere duidelijke berekening te verschaffen terzake de restschuld van de hypotheek alsmede het opeisbare saldo uit hoofde van het zakelijk krediet;
Primair en Subsidiair:
k. ING te veroordelen in de kosten van deze procedure te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening”.
3.2.
ING voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgegaan wordt van de gewijzigde eis, zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven. ING heeft tegen de eiswijziging geen bezwaar gemaakt en ook ambtshalve is niet gebleken van strijd met de eisen van een goede procesorde.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft [naam eiser] - samengevat - het volgende aangevoerd.
4.3.
Uit het dossier van de notaris betrokken bij de verkoop van het bedrijfspand, is niet gebleken dat er ten tijde van die verkoop sprake was van achterstanden. De betaling van € 146.785,15 (zie 2.3 hierboven) diende daarom volledig in mindering te worden gebracht op de hoofdsom van € 750.000,-. Dat maakt in de visie van [naam eiser] dat de schuld aan ING per 2 mei 2007 niet de door ING in haar brief van 16 mei 2008 (zie 2.5) genoemde € 687.500,- bedroeg, maar € 603.214,85, en er op laatstgenoemde datum geen sprake was van een restschuld.
4.4.
Daarnaast betwist [naam eiser] geld uit hoofde van de kredietovereenkomst van 7 juli 2005 (productie 7 bij dagvaarding; hierna: het rekening-courant krediet) te hebben ontvangen. De BKR registratie ten aanzien van het rekening-courant krediet is onjuist.
4.5.
[naam eiser] verwijt ING voorts haar zorgplicht te hebben geschonden. Dit omdat zij aan [naam eiser] een hypothecaire lening heeft verstrekt van € 750.000,-, wetende dat het bedrijf van [naam eiser] op het moment van het aangaan van die lening in zwaar weer verkeerde en [naam eiser] de verplichtingen op korte termijn niet meer zou kunnen dragen. Uit het door ING overgelegde overzicht van de uitgevoerde incasso’s en betalingen (opgenomen in productie 12 bij dagvaarding; hierna ook: het ING-overzicht) blijkt dat de betalingsproblemen al in 2005 begonnen terwijl de hypothecaire lening slechts twee jaar daarvoor door ING was verstrekt, aldus [naam eiser] . Ook het rekening-courant krediet had niet verstrekt mogen worden omdat ING op het moment van aangaan wist dat [naam eiser] financiële problemen had.
ING had, gelet op de jaarinkomens van [naam eiser] over de jaren 2000 tot en met 2002, voorts niet tot de conclusie kunnen en mogen komen dat [naam eiser] de rente van 4,4% over de lening van € 750.000,- kon dragen.
4.6.
Bovendien heeft ING jegens [naam eiser] onrechtmatig gehandeld door: “(i) zonder enige grondslag BKR-registratie(s) te registreren, (ii) niet te voldoen aan redelijke verzoeken tot informatieverstrekking, (iii) het stelselmatig, zonder hiervoor enige bevoegdheid te hebben, achtervolgen door gedurende de afgelopen 9 jaar meerdere gerechtsdeurwaarder(s) in te schakelen en (iv) de incasso terzake het vermeende zakelijk krediet over te dragen aan de incassogemachtigde Vesting Finance Fiditon.”
ING is als gevolg van dit handelen aansprakelijk voor vergoeding van de door [naam eiser] geleden en nog te lijden schade, aldus [naam eiser] .
4.7.
Tot slot voert [naam eiser] aan dat de op 12 mei 2003 ten gunste van ING gevestigde hypotheek niet kwalificeert als een executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv. [naam eiser] verwijst onder meer naar het arrest Rabobank/Visser (HR 26 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0646) en stelt dat op basis daarvan geconcludeerd moet worden dat de akte geen executoriale titel oplevert voor de (vermeende) restvordering van ING.
4.8.
De rechtbank zal de vorderingen van [naam eiser] hierna elk afzonderlijk bespreken.
Vordering a.: Voor recht te verklaren dat ING geen vordering heeft op [naam eiser] uit hoofde van de ING Bank Beleggershypotheek met nummer [rekeningnummer 3] ] (hypotheekrekeningnummer [rekeningnummer 1] )
4.9.
Deze vordering kan niet worden toegewezen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
ING heeft - onder meer in de door haar als productie 1 overgelegde e-mail - aangegeven waar de door haar gestelde restschuld uit hoofde van de beleggershypotheek (€ 110.863,27) op is gebaseerd. Kort samengevat stelt ING dat de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand is aangewend voor vermindering van de debetstand van het rekening-courant krediet (voor een bedrag van € 46.276,41); aflossing van de hoofdsom van de hypothecaire lening (voor een bedrag van € 62.500,-); en het voldoen van de achterstand op die lening. Vervolgens is per juli 2007 de achterstand weer opgelopen, zodat op 11 juli 2008 een vordering van € 720.917,13 bestond. Na aftrek van de verkoopopbrengst van de woning en de afkoopwaarde (€ 6.876,33) van de verpande polis (de beleggingsportefeuille) resteert volgens ING de genoemde vordering van € 110.863,27. ING heeft het voorgaande nader onderbouwd met het ING-overzicht en zij heeft ter zitting aangegeven dat incasso’s na een aantal pogingen niet meer worden uitgevoerd, zodat niet alle gemiste betalingen op het ING-overzicht vermeld staan.
De rechtbank stelt vast dat - die uitleg in aanmerking nemend - uit het ING-overzicht kan worden opgemaakt dat de betaling van het verschuldigde maandbedrag vanaf oktober 2005 stokte. De automatische incasso’s werden gestorneerd of niet langer uitgevoerd. De “ontvangen niet-incasso” bedragen wegen daar bij lange na niet tegen op. Het had op de weg van [naam eiser] gelegen het ING-overzicht gemotiveerd te betwisten, bijvoorbeeld door het overleggen van bankafschriften waaruit de betaling van de niet op het overzicht opgenomen bedragen zou blijken. Nu hij dit niet heeft gedaan, moet van de juistheid van het ING-overzicht worden uitgegaan. De stelling dat uit het dossier van de notaris niet blijkt van achterstanden (wat er ook zij van die stelling) maakt dit niet anders, nu het ontbreken van melding van achterstanden in het dossier van de notaris, geen effect heeft op het bestaan van die achterstanden. Het bovenstaande brengt met zich, dat ervan uit moet worden gegaan dat ING een vordering heeft uit hoofde van de beleggershypotheek. Daarbij zij opgemerkt dat uit het ING-overzicht blijkt dat indien ING het bedrag van € 46.276,41 eveneens in mindering op de hypothecaire lening had gebracht, er nog steeds een vordering uit hoofde van de beleggershypotheek zou zijn geweest.
Vordering b.: Voor recht te verklaren dat ING geen vordering heeft op [naam eiser] uit hoofde van een zakelijk krediet met contractnummer [rekeningnummer 4]
4.11.
Ook deze vordering moet worden afgewezen. [naam eiser] heeft een ondertekende offerte voor een rekening-courant krediet overgelegd, waarin het rekeningnummer [rekeningnummer 4] genoemd staat en als doel is aangegeven: “Overbruggingskrediet”. Bij dagvaarding heeft [naam eiser] ontkend het rekening-courant krediet te zijn aangegaan. Ter comparitie heeft hij aangegeven de overeenkomst wel aangegaan te zijn, maar uit hoofde daarvan nooit geld te hebben ontvangen. ING heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat er tussen ING en [naam eiser] in 2006 respectievelijk 2008 gesprekken zijn geweest over “de limiet van zijn rekening ter overbrugging” (productie 6 van ING) en algehele aflossing van het uitstaande bedrag op de rekening met nummer [rekeningnummer 4] (productie 7 van ING). [naam eiser] heeft niet ontkend dat de betreffende gesprekken plaats hebben gevonden. In die omstandigheden, die er op wijzen dat er aan [naam eiser] wel geld is verschaft onder het rekening-courant krediet, en gezien de brief van Vesting Finance Fiditon van 3 oktober 2012 (productie 9 van ING) waarin deze onder vermelding van het nummer [rekeningnummer 4] aangeeft namens ING een bedrag van € 18.827,32 te willen incasseren - ten aanzien waarvan ING onbetwist heeft gesteld dat [naam eiser] hiertegen tot 2015 geen protest heeft aangetekend - had het op de weg van [naam eiser] gelegen (nader) te onderbouwen waarom ING ten tijde van de dagvaarding van hem niets meer te vorderen heeft. Nu hij dat niet heeft gedaan is niet komen vast te staan dat ING geen vordering meer heeft uit hoofde van het rekening-courant krediet en kan de gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen.
Vordering c.: Voor recht te verklaren dat ING de ontvangst van de betaling ter zake de onroerend goed transacties op onjuiste wijze heeft verwerkt
4.12.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat ING de ontvangen betalingen uit hoofde van de verkoop van de woning en het bedrijfspand onjuist heeft verwerkt, heeft [naam eiser] gesteld dat - omdat uit het dossier van notaris betrokken bij de verkoop van het bedrijfspand niet is gebleken van achterstanden - de betaling van € 146.785,15 volledig in mindering diende te strekken op de hoofdsom van € 750.000,-. Daaruit volgt, in de visie van [naam eiser] , dat per 2 mei 2007 zijn schuld aan ING € 603.214,85 bedroeg en niet de in de brief van 16 mei 2008 genoemde € 687.500,-.
4.13.
De rechtbank overweegt dat uit het ING-overzicht kan worden opgemaakt dat er ten tijde van de verkoop van het bedrijfspand reeds achterstanden in de betaling van de maandbedragen waren. Ook voor de tot dan toe opgelopen achterstanden heeft te gelden dat het op de weg van [naam eiser] had gelegen om zijn stelling dat hij de op het ING-overzicht missende betalingen wel heeft verricht, nader te onderbouwen. Nu hij dat niet heeft gedaan is niet komen vast te staan dat [naam eiser] geen achterstanden had en is - nu [naam eiser] zijn stelling dat ING de betalingen uit hoofde van de onroerend goed transacties onjuist heeft verwerkt daarop heeft gebaseerd - ook niet komen vast te staan dat die betalingen onjuist zijn verwerkt. De gevorderde verklaring van recht kan dan ook niet worden toegewezen.
Vordering d.: Voor recht te verklaren dat de hypotheekakte van 2003 geen executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv oplevert
4.14.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 430 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan in Nederland verleden authentieke akten executoriale kracht toekomt. In het door [naam eiser] aangehaalde arrest Rabobank/Visser is bepaald dat een notariële akte alleen dan een executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv oplevert indien deze betrekking heeft op vorderingen die op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaan en in de akte zijn omschreven, of op toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.
De hypothecaire geldlening is in de akte omschreven en bestond blijkens de tekst van de akte op het moment van het verlijden daarvan (zie 2.2 hierboven).
4.15.
In het arrest Rabobank/Visser is bovendien bepaald dat in geval een akte wel betrekking heeft op één of meer vorderingen die aan de hiervoor, in 4.14, genoemde vereisten voldoen, maar niet de grootte van het verschuldigd bedrag vermeldt, de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar is, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigd bedrag kan worden vastgesteld, behoudens de mogelijkheid van tegenbewijs door de schuldenaar.
Met de in de akte onder het kopje “ Verschuldigdheid” opgenomen bepaling (zie 2.2) is ook aan die eis voldaan.
4.16.
De conclusie is dat de akte ten aanzien van de in de akte beschreven hypothecaire lening een executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv oplevert, zodat ook deze verklaring voor recht niet kan worden toegewezen.
Vordering e.: Voor recht te verklaren dat ter zake de BKR-registratie geen enkele grondslag bestond
4.17.
[naam eiser] heeft op dit punt aangevoerd dat de BKR-registratie ten aanzien van het daarin opgenomen krediet met nummer [rekeningnummer 4] onjuist is.
4.18.
ING verweert zich door de stellen dat er sprake was van een opeising van de hypothecaire lening en dat conform het Algemeen Reglement BKR ING verplicht is het opeisen van een vordering te registreren. Daarnaast is er sprake van een onbetaalde (rest)schuld, wat eveneens tot een terechte BKR-registratie leidt. Ook de vordering uit hoofde van het rekening-courant krediet is ter incasso uit handen gegeven, aldus ING.
4.19.
De rechtbank overweegt dat op basis van de door ING gegeven uitleg van haar verplichtingen uit hoofde van het Algemeen Reglement BKR - welke uitleg door [naam eiser] niet is betwist - ING verplicht was zowel de opeising van (de restschuld van) de hypothecaire lening als die van het rekening-courant krediet te registreren bij BKR. Uit hetgeen hiervoor onder 4.10 en 4.11 is opgemerkt, volgt dat niet is gebleken dat er geen grond voor die opeisingen bestond. Dit brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht dat er geen grond voor de BKR registratie bestond, niet kan worden toegewezen.
Vordering f.: Voor recht te verklaren dat ING onrechtmatig jegens [naam eiser] heeft gehandeld
4.20.
[naam eiser] heeft ter onderbouwing van deze vordering vier gedragingen van ING gesteld die in zijn visie onrechtmatig zijn (zie 4.6). Daarnaast heeft [naam eiser] gesteld dat ING haar zorgplicht heeft geschonden.
4.21.
Ten aanzien van het verwijt van [naam eiser] dat ING zonder enige grondslag BKR-registraties heeft uitgevoerd (onderdeel (i) in 4.6), verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder 4.17 tot en met 4.19 is opgenomen.
4.22.
Ten aanzien van het verwijt dat ING onrechtmatig heeft gehandeld door niet te voldoen aan redelijke informatieverzoeken overweegt de rechtbank als volgt. [naam eiser] heeft (bij monde van zijn advocaat) bij brief van 26 november 2015 (productie 8 bij dagvaarding) verzocht om “ter onderbouwing van de door ING gepretendeerde vordering(en) een afschrift van alle onderliggende stukken te sturen”. ING heeft in antwoord daarop in haar brief van 9 december 2015 voor de vordering op basis van het rekening-courant krediet verwezen naar incassogemachtigde Fiditon en aangegeven dat het hypotheekdossier moet worden opgevraagd bij een externe archiefbewaarder waar enige tijd overheen kon gaan. Na enkele vervolg e-mails van de zijde van [naam eiser] heeft ING bij e-mail van 17 februari 2016 (productie 12 bij dagvaarding) een overzicht gegeven van de wijze waarop de restschuld onder de hypothecaire lening tot stand is gekomen. Dit overzicht is onderbouwd met stukken, waaronder het ING-overzicht en de brief van 16 mei 2008 (zie 2.5) en de daarbij gevoegde specificatie van de met een sterretje (*) aangeduide bedragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ING daarmee aan het ingediende informatieverzoek, voor zover dat zag op de hypothecaire lening, voldaan.
In de brief van 29 juli 2016 van (de advocaat van) [naam eiser] aan Fiditon, van welke brief per e-mail een afschrift aan ING is gestuurd, wordt melding gemaakt van eerdere verzoeken aan ING om bescheiden te overleggen waaruit blijkt dat er een vordering uit hoofde van het rekening-courant krediet is. In het - in het slot van genoemde brief opgenomen - uitgebreide en gespecificeerde verzoek (aan ING) wordt echter niet gevraagd om informatie ten aanzien van het rekening-courant krediet te verstrekken. In die omstandigheden kan het niet verstrekken van informatie door ING niet als onrechtmatig worden aangemerkt.
4.23.
Ten aanzien van het verwijt dat ING onrechtmatig heeft gehandeld door “stelselmatig, zonder hiervoor enige bevoegdheid te hebben, [te] achtervolgen door gedurende de afgelopen 9 jaar meerdere gerechtsdeurwaarder(s) in te schakelen” oordeelt de rechtbank dat [naam eiser] deze stelling niet of onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft niet aangegeven welke werkzaamheden gerechtsdeurwaarders jegens [naam eiser] hebben uitgevoerd en waarom dit onrechtmatig was. Voor zover [naam eiser] doelt op het inschakelen door ING van incassogemachtigden, heeft te gelden dat - nu het aannemelijk moet worden geacht dat ING vorderingen op [naam eiser] had (zie 4.10 en 4.11) - niet kan worden geoordeeld dat het trachten die vorderingen te innen onrechtmatig was.
4.24.
Ten aanzien van het verwijt dat ING onrechtmatig heeft gehandeld door de incasso van de vordering uit hoofde van het rekening-courant krediet over te dragen aan de incassogemachtigde Vesting Finance Fiditon, overweegt de rechtbank dat het overdragen van een vordering aan een incassogemachtigde op zichzelf niet onrechtmatig is. Feiten en omstandigheden waarom dat is dit geval anders zou zijn heeft [naam eiser] niet gesteld.
4.25.
Ten aanzien van de gestelde schending van de zorgplicht (zie 4.5 hierboven) oordeelt de rechtbank als volgt.
4.26.
[naam eiser] heeft zijn stelling dat ING op het moment dat zij de hypothecaire lening verstrekte wist dat het bedrijf van [naam eiser] in zwaar weer verkeerde en dat [naam eiser] de verplichtingen op korte termijn niet meer zou kunnen dragen, niet onderbouwd. De stelling dat ING in 2003 van die benarde positie wist omdat er in 2005 betalingsproblemen optraden, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Andere omstandigheden waaruit ING moest afleiden dat het bedrijf van [naam eiser] financiële problemen had zijn niet gesteld.
4.27.
Ter weerspreking van het verwijt van [naam eiser] dat ING niet tot de conclusie had kunnen en mogen komen dat [naam eiser] de rente van 4,4% over de lening van € 750.000,- kon dragen, heeft ING als productie 2 een “overzicht woonlastentoets ING Bank” overgelegd waaruit, naar zij stelt, blijkt dat de financiering binnen de normen bleef. Het had op de weg van [naam eiser] gelegen aan te geven dat die toets onjuist is uitgevoerd dan wel waarom ING op basis van die toets de lening niet had mogen verstrekken. Nu [naam eiser] dat niet heeft gedaan, moet worden uitgegaan van de stelling van ING dat er geen sprake was van overkreditering.
4.28.
Ook de stelling van [naam eiser] dat ING op het moment van het aangaan van het rekening-courant krediet wist dat er betalingsproblemen bij [naam eiser] waren, is onvoldoende onderbouwd. [naam eiser] verwijst naar het ING-overzicht, maar daaruit blijkt dat de eerste mislukte incassopoging (voor een bedrag van € 2.850,00) van 1 juni 2005 dateert. Op 24 juni 2005 volgt dan een storting door [naam eiser] van € 2.878,50, waarna de incasso’s van 1 juli, 1 augustus en 1 september 2005 weer gewoon plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden opgemaakt dat [naam eiser] in juli 2005 in financiële problemen verkeerde en dat ING daarvan op de hoogte was of had moeten zijn.
4.29.
[naam eiser] heeft in dit kader tot slot aangevoerd dat ING hem had moeten waarschuwen voor de specifieke risico’s die aan een Beleggingshypotheek kleven. Hij heeft echter niet gesteld wat deze risico’s zijn, zodat de stelling dat ING [naam eiser] daarvoor op basis van haar zorgplicht had moeten waarschuwen reeds om die reden als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen.
Vordering g.: ING te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [naam eiser] bestaande uit afboeking van de door ING in rekening gebrachte rente alsmede een compensatie van het door [naam eiser] ervaren leed, nader op te maken bij staat
4.30.
De rechtbank ziet, hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen in aanmerking nemend, geen grond voor terugbetaling - al dan niet in de vorm van schadevergoeding - van door ING in rekening gebrachte rente. [naam eiser] heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd die daartoe zouden nopen. De (deel)vordering tot compensatie van door [naam eiser] ervaren leed is evenmin voldoende onderbouwd. Het enkele feit dat [naam eiser] - kennelijk - de aanmaningen van (de incassogemachtigden van) ING als onplezierig heeft ervaren, is daartoe onvoldoende, reeds omdat niet is komen vast te staan dat die aanmaningen onrechtmatig waren.
Vordering h.: ING te veroordelen tot intrekking van de BKR-registraties binnen 2 dagen na het in deze te wijzen vonnis
4.31.
Nu is vastgesteld dat niet is gebleken dat voor de BKR-registraties geen grondslag bestond (zie 4.19) moet ook deze vordering worden afgewezen.
Vordering i.: ING op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, te gebieden om de betalingen van 2 mei 2007 en 18 mei 2008 ter zake de onroerend goed transacties correct te verwerken
4.32.
Nu niet is komen vast te staan dat de betalingen van 2 mei 2007 en 18 mei 2008 onjuist zijn verwerkt (zie 4.12 en 4.13), moet ook deze vordering worden afgewezen.
Vordering j.: Indien sprake zou zijn van enige restschuld uit hoofde van hypotheek of een zakelijk krediet, ING op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, te gebieden om [naam eiser] een nadere duidelijke berekening te verschaffen ter zake de restschuld van de hypotheek alsmede het opeisbare saldo uit hoofde van het zakelijk krediet
4.33.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.10 en 4.11 is overwogen volgt dat het aannemelijk is dat er sprake is van een restschuld van [naam eiser] aan ING uit hoofde van de hypothecaire lening en het rekening-courant krediet, zodat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van het gevorderde gebod.
4.34.
Ten aanzien van de hypothecaire lening heeft ING aangegeven hoe de door haar gestelde restschuld is berekend (zie 4.10). Naar het oordeel van de rechtbank is dit een voldoende duidelijke berekening. [naam eiser] heeft, anders dan zijn hiervoor besproken en weerlegde inhoudelijke bezwaren, niet aangegeven welke (nadere) berekening hij wenst, zodat de vordering voor zover deze ziet op de hypothecaire lening zal worden afgewezen.
4.35.
Ten aanzien van de berekening van het uitstaande bedrag van het rekening-courant krediet ligt dit anders. Het mag van een professionele organisatie als ING worden verwacht dat zij - al dan niet via haar incassogemachtigde; de rechtbank begrijpt dat de inning van de vordering door ING uit handen is gegeven aan Fiditon - in staat is een deugdelijk overzicht te geven van de berekening van een door haar gestelde vordering en dat zij die berekening ook op verzoek aan haar klanten verstrekt. ING heeft ook niet betwist dat zij ertoe in staat is een dergelijke berekening te verschaffen en heeft in dit verband verklaard dat zij bankafschriften vanaf 2009 kan terughalen. Nu ING een dergelijk overzicht desalniettemin in deze procedure niet verstrekt heeft, zal de rechtbank haar dat gebieden. Daarbij zal geen dwangsom worden opgelegd; ING heeft toegezegd uitvoering aan het vonnis te zullen geven en de rechtbank heeft geen aanleiding aan die toezegging te twijfelen.
4.36.
[naam eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.704,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
gebiedt ING aan [naam eiser] een berekening als bedoeld in overweging 4.34 te verschaffen waaruit blijkt hoe het door haar thans nog uit hoofde van het rekening-courant krediet (met nummer [rekeningnummer 4] ) gevorderde tot stand is gekomen,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 1.704,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.
2221/1977