ECLI:NL:RBROT:2019:6957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
7776784 CV EXPL 19-3491
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van opdrachtnemer bij keuring en recidiefvrije periode

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2019, staat de vraag centraal of de zorg van een goed opdrachtnemer in acht is genomen door Psyon B.V. bij het uitvoeren van een keuring voor [gedaagde]. De eiser, Psyon B.V., vordert betaling van een bedrag van € 236,90, vermeerderd met wettelijke rente, van [gedaagde], die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding op 14 mei 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] onderging op 15 februari 2017 een keuring voor rijgeschiktheid, na een brief van het CBR waarin werd aangegeven dat de keuring pas zinvol was na een recidiefvrije periode van ten minste een jaar. Psyon heeft de opdracht gekregen om deze keuring uit te voeren, maar [gedaagde] stelt dat hij ter plaatse heeft betaald en dat de factuur niet voldoende is om betaling te vorderen, omdat hij nergens voor heeft getekend. Hij betoogt ook dat de keuring niet had mogen plaatsvinden, omdat de recidiefvrije periode nog niet verstreken was.

De kantonrechter oordeelt dat Psyon, gezien de inhoud van de brief van het CBR, had moeten begrijpen dat de recidiefvrije periode nog niet verstreken was en [gedaagde] hierover had moeten informeren. De rechter concludeert dat Psyon niet heeft gehandeld als een goed opdrachtnemer en dat [gedaagde] de overeenkomst gedeeltelijk wil ontbinden. De vordering van Psyon wordt afgewezen en Psyon wordt veroordeeld in de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil worden vastgesteld, aangezien hij zich niet door een gemachtigde heeft laten bijstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7776784 CV EXPL 19-3491
uitspraak: 29 augustus 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Psyon B.V.,
h.o.d.n. [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3] ,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Arkel gerechtsdeurwaarders en incasso,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als Psyon en [gedaagde] .

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 14 mei 2019, met producties;
de conclusie van antwoord, bestaande uit de aantekeningen van de griffier ter rolzitting;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft op 15 februari 2017 een keuring ondergaan voor het vaststellen van zijn rijgeschiktheid. Het CBR heeft op 3 januari 2017 een brief gestuurd aan Psyon waarvan de inhoud – voor zover hier van belang – luidt als volgt:

Wij hebben begrepen dat er in juli 2016 sprake was van ADHD met cocaïneafhankelijkheid. […] Keuring is pas zinvol nadat betrokkende tenminste een jaar lang geen cocaïne of andere drugs hebt gebruikt. Mocht betrokkene toch gekeurd willen worden, dan kan dat uiteraard. In dat geval krijgen wij graag bericht van hem. Mochten wij binnen vier weken niets hebben vernomen, dan gaan wij ervan uit dat betrokkene voorlopig afziet van verder onderzoek en daarmee van zijn aanvraag van de Verklaring van Geschiktheid. Wij verzoeken betrokkene in dat geval ook de keurend psychiater hiervan op de hoogte te brengen.
2.3
[gedaagde] heeft bij de keuring ter plaatse een pinbetaling gedaan van € 190,-.

3.Het geschil

3.1
Psyon vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Psyon van een bedrag van € 236,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 189,73 vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Psyon legt hieraan – voor zover van belang – het volgende ten grondslag. Psyon heeft de opdracht gekregen tot het uitvoeren van een keuring van [gedaagde] . Die keuring strekt tot het bepalen van de geschiktheid van [gedaagde] om te mogen autorijden. Het CBR heeft Pyson te kennen heeft gegeven dat de kosten die gemoeid gaan met de keuring op grond van een wettelijk voorschrift niet voor rekening van het CBR komen, maar voor rekening van de gekeurde.
3.3
[gedaagde] stelt dat hij ter plaatse heeft betaald. Tevens stelt [gedaagde] dat het sturen van een factuur niet voldoende is om betaling te kunnen vorderen, nu hij nergens voor heeft getekend. Daarnaast zou dit onderzoek nog niet plaats hebben mogen vinden, omdat de keuring pas waarde heeft na een recidiefvrije periode van een jaar. Psyon had volgens [gedaagde] dit moeten weten en [gedaagde] hiervan in kennis moeten stellen, in plaats van direct de keuring te doen.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van de artikelen 130, 131 en 133 Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling eisen geschiktheid 2000 geldt het volgende. [gedaagde] dient zich aan de keuring te onderwerpen en de daarmee gemoeide kosten – waarvan de hoogte door het CBR wordt vastgesteld – te betalen. Partijen hebben zich nauwelijks uitgelaten over de vraag hoe de juridische verhouding tussen Psyon en [gedaagde] moet worden gekwalificeerd. De kantonrechter begrijpt het een en ander aldus dat [gedaagde] wordt geacht een opdracht te hebben gegeven aan Psyon tot het verrichten van het onderzoek. De kosten voor dat onderzoek worden vastgesteld door het CBR en deze komen op grond van de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen voor rekening van [gedaagde] . Voor het geven van een opdracht is niet vereist dat een contract wordt opgesteld of dat de opdrachtgever een handtekening zet. In dit geval kan uit het feit dat [gedaagde] naar Psyon is gegaan voor het uitvoeren van het onderzoek na de door het CBR verzonden brief, worden afgeleid dat hij een opdracht wilde geven.
4.2
[gedaagde] voert als verweer dat Psyon niets heeft gemeld over de recidiefvrije periode. Psyon heeft – bij laatstelijk vermeld drugsgebruik in juli 2016 en ontvangst van de brief in januari 2017 – kunnen begrijpen dat de recidiefvrije periode nog niet verstreken was en [gedaagde] hierover had moeten informeren. Psyon had vanwege de brief van het CBR ervan op de hoogte kunnen zijn dat het onderzoek pas uitgevoerd diende te worden ten minste één jaar nadat [gedaagde] voort het laatst drugs had gebruikt. In de brief stond ook dat in juli 2016 bij [gedaagde] voor het laatst drugsgebruik was geconstateerd. In de brief stond ten slotte dat ingeval [gedaagde] hoe dan ook gekeurd wilde worden, hij eerst contact op moest nemen met het CBR.
4.3
Op grond van artikel 7:401 BW moet de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. In dit geval had het – gelet op de inhoud van de brief van het CBR – op de weg van Psyon gelegen om [gedaagde] te waarschuwen dat de recidiefvrije periode nog niet was verstreken en een onderzoek daarom nog niet zinvol was. Nu Psyon dat heeft nagelaten, heeft zij niet als een goed opdrachtnemer gehandeld en is zij tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [gedaagde] zo dat hij de overeenkomst vanwege deze tekortkoming wil ontbinden, in ieder geval partieel. [gedaagde] hoeft daarom het bedrag dat hij aan Psyon verschuldigd was niet meer te betalen. De vordering zal om die reden worden afgewezen.
4.4
Psyon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] zullen worden begroot op nihil, aangezien hij zich in deze procedure niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vordering af;
veroordeelt Psyon in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] , vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645