ECLI:NL:RBROT:2019:6928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
10/000526-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenkingen van brandstichting en belediging in Dordrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden aan meerdere brandstichtingen en bedreigende teksten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de branden vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de branden had gesticht, omdat er geen forensisch bewijs was en de getuigenverklaringen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. Ook de beschuldigingen van belediging en bedreiging konden niet worden bewezen, omdat er geen deskundig onderzoek naar het handschrift was verricht. De rechtbank benadrukte dat de verdachte van alle beschuldigingen moest worden vrijgesproken, omdat er geen bewijs was dat de verdachte de dader was van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/000526-18
Datum uitspraak: 12 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte], [woonplaats verdachte],
raadsvrouw mr. J. van Wingerden, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.L. de L’isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de brandstichting op 2 mei 2017;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar.

4.Vrijspraak

Standpunt officier van justitie ten aanzien van feit 1

Uit het sporenonderzoek komt naar voren dat de brand in de kelderbox - behorend bij de woning [adres 1] - op 10 juli 2017 door brandstichting is veroorzaakt. Ook heeft een getuige de verdachte circa een kwartier vóór de brand richting de begane grond zien lopen waar zich de kelderboxen bevinden. Verder was de verdachte op het moment van zijn aanhouding op 20 september 2017 in het bezit van een grote gasaansteker. Daarbij komt dat sinds de verdachte in het complex aan de [adres 1] woont (begin 2017) er vier brandstichtingen zijn geweest, terwijl daarvan de voorafgaande tien jaar geen sprake is geweest. Ten slotte hebben zich in de buurt van het vorige woonadres vijf brandstichtingen voorgedaan waarvan de verdachte de melder zou zijn geweest. Gelet op deze feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Beoordeling
Volgens het forensisch sporenonderzoek is de brand in de kelderbox op 10 juli 2017 veroorzaakt doordat via de kier onder de deur of via de ruimte boven de muur opzettelijk vuur is aangebracht. Echter, niet is komen vast te staan wie de brand heeft gesticht. In het dossier zijn geen bewijsmiddelen opgenomen waaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk bij de kelderboxen is geweest of dat hij op enige andere wijze betrokkenheid heeft gehad bij de brand. Het feit dat de verdachte ruim twee maanden na de brandstichting in het bezit was van een grote gasaansteker, levert geen bewijs op. De overige door de officier van justitie genoemde omstandigheden zijn weliswaar verdacht, maar dat is precies wat het is: verdacht. Bewijs dat de verdachte de dader is geweest levert het niet op, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van de feiten 2 en 3
Aangeefster heeft aangifte gedaan van de bedreigende en beledigende teksten. Ook heeft zij het handschrift van die teksten herkend als dat van de verdachte. Dit wordt ondersteund door de verklaring van een verbalisant die eveneens overeenkomsten ziet met het handschrift op een papier waarop de verdachte zijn adres heeft geschreven.
Beoordeling
Aangeefster en een verbalisant zijn geen handschriftdeskundigen en een onderzoek door een dergelijk deskundige is niet verricht. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de beledigende en bedreigende teksten daadwerkelijk door de verdachte zijn geschreven. Dit betekent dat tegenover zijn ontkenning uitsluitend de aangifte voorhanden is en dat steunbewijs ontbreekt. Er is dus niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, zodat de verdachte van deze feiten eveneens dient te worden vrijgesproken.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van feit 4
21 maart 2017 en 29 april 2017
De papiercontainerruimte, waarin op twee verschillende data brand is gesticht, is uitsluitend met gebruik van een toegangspas toegankelijk. Uit een uitdraai van het logboek van het gebruik van die passen blijkt dat de verdachte de enige is die op beide data, rond de tijdstippen van de branden, zijn toegangspas heeft gebruikt om in die ruimte te komen. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat sprake is van dezelfde modus operandi als bij het onder 1 ten laste gelegde feit - namelijk brandstichting door middel van het bijbrengen van vuur - is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan beide brandstichtingen schuldig heeft gemaakt.
Beoordeling
21 maart 2017 en 29 april 2017
Ten aanzien van beide branden is geen forensisch (sporen)onderzoek verricht. De brandweer is weliswaar ter plaatse geweest om de branden in de papiercontainerruimte te blussen, maar hiervan zijn geen processen-verbaal van bevindingen opgemaakt. Alleen al omdat de oorzaak van de branden dus niet is komen vast te staan, kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van brandstichting, laat staan dat de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Hij moet van deze verdenkingen dan ook worden vrijgesproken.
2 mei 2017
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde brandstichting op 2 mei 2017 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering ook zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De verdachte wordt van de gehele tenlastelegging vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 juli 2017 te Dordrecht
opzettelijk brand heeft gesticht in een kelderbox en/of berging
behorende bij woning [adres 1], immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk een vlam, in elk geval (open) vuur, in aanraking
gebracht met brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan onder meer de
toegangsdeur en/of een of meer andere goederen in de kelderbox en/of
berging geheel en/of gedeeltelijk zijn is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer belendende
kelderboxen en/of bergingen en/of bovengelegen (flat)woning(en) en/of
zich in die woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor één of meer perso(o)n(en), in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 juli 2017 te Dordrecht
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk per
brie(f)(ven) dreigend de woorden toegevoegd "Ik volg jou, ik pak je,
kuthoer, teringwijf" en/of “Ik bak je nog wel, leugenaars, kuthoer,
groeten bewoners” en/of “Kuthoer, kankerhoer, liegenbeesten,
bedriegers, Teringwijf, ooit word je betrapt, ooit word je betrapt”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 17 juli 2017 te Dordrecht opzettelijk in het openbaar
beledigend [naam slachtoffer], bij geschrift of afbeelding de woorden “kuthoer,
teringwijf” en/of “leugenaars” en/of “kankerhoer, liegenbeesten,
bedriegers, Teringwijf”, althans woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking, aan de voordeur heeft geplakt/bevestigd;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 21 maart 2017, 29 april 2017 en 2 mei 2017 te
Dordrecht
opzettelijk brand heeft gesticht in een (papier)container behorende bij
de woningen aan de [adres 2],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vlam, in elk geval
(open) vuur, in aanraking gebracht met papier, in elk geval met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan onder meer het papier in de
(papier)container en/of een of meer andere goederen geheel en/of
gedeeltelijk zijn is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer belendende gezamenlijke
ruimtes behorende bij de woningen aan de voornoemde Volkerakweg,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2017, 29 april 2017 en 2 mei 2017 te
Dordrecht
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk
brand te stichten in een (papier)container behorende bij de woningen
aan de [adres 2], terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen, te weten voor die papiercontainer en de in de omgeving van
voornoemde container geparkeerde fietsen en/of een of meer
belendende gezamenlijke ruimtes behorende bij de woningen aan de
voornoemde Volkerakweg te duchten was, met dat opzet een vlam, in
elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met
papier en/of de inhoud van de (papier)container, althans met een
brandbare stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht)