In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bergen Werk B.V., de verzoekster, en de burgemeester van de gemeente Schiedam, de verweerder. De zaak betreft de sluiting van een coffeeshop voor een periode van drie maanden, nadat was vastgesteld dat er twee keer aan een minderjarige toegang was verleend en softdrugs waren verkocht. De burgemeester had op 5 april 2019 een besluit genomen tot sluiting van de coffeeshop, wat door de voorzieningenrechter op 3 mei 2019 was geschorst. Na een nieuw besluit van de burgemeester op 16 juli 2019, waarin het bezwaar van de verzoekster ongegrond werd verklaard, heeft de verzoekster beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de feiten en omstandigheden van de zaak gewogen. Hij oordeelde dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de maatregelen die de verzoekster had genomen om herhaling van de overtredingen te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de coffeeshop niet gerechtvaardigd was, gezien de onberispelijke staat van dienst van de verzoekster en de snelle acties die waren ondernomen na de incidenten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en in plaats daarvan een bestuurlijke waarschuwing opgelegd aan de verzoekster. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekster.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij bestuursdwang en de rol van de burgemeester in het handhaven van het Coffeeshopbeleid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de coffeeshop niet alleen een herstelsanctie is, maar ook een punitieve sanctie, wat niet in lijn is met de doelstellingen van het bestuursrecht. De uitspraak biedt inzicht in de afwegingen die gemaakt moeten worden bij de handhaving van bestuursrechtelijke maatregelen.