ECLI:NL:RBROT:2019:6763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
574289 / HA RK 19-567
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 mei 2019, na een eerdere eindbeslissing van de rechter op 14 februari 2018. De rechter had in die eerdere uitspraak een beroep van de verzoekster, in haar hoedanigheid als gemachtigde van een vennootschap, tegen een beslissing van de officier van justitie behandeld. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de rechter in kwestie al een einduitspraak had gedaan en de behandeling van de zaak daarmee was geëindigd. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking, namelijk het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt nadat de zaak was afgesloten. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 17 van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften en artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, en concludeerde dat verzoekster niet meer kon verzoeken om wraking van de rechter die de zaak niet langer behandelde. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 574289 / HA RK 19-567
Beslissing van 22 mei 2019
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [naam],
strekkende tot wraking van:
mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 14 februari 2018 heeft de rechter een beslissing uitgesproken inzake het beroep van verzoekster in haar hoedanigheid van gemachtigde van [naam vennootschap] B.V. tegen de beslissing van de officier van justitie van 10 augustus 2017, inhoudende ongegrond verklaring van het beroep van de genoemde vennootschap tegen een beschikking ter zake van een snelheidsovertreding. Deze procedure heeft als kenmerk 6463568 MB VERZ 17-4812.
Bij brief van 14 mei 2019, ingekomen ter griffie op 16 mei 2019, heeft de gemachtigde van verzoekster wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de hiervoor genoemde beslissing van 14 februari 2018.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van
hetgeen is bepaald in artikel 17 van de Wet administratieve handhaving verkeers-voorschriften juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt.
Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die
jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande
bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak
zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds einduitspraak heeft
gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Op 14 februari 2018 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is
geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is - gelet op de hiervoor onder 1 geschetste gang van zaken - op 16 mei 2019 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat
het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoekster is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in haar
verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het
bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank
worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. I.K. Rapmund wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen
en mr. drs. E. van Schouten, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam]
- mr. I.K. Rapmund