ECLI:NL:RBROT:2019:6761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
577241 / HA RK 19-760
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in verzoekschriftprocedure niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesvertegenwoordiging

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure waarin verzoekster de kinderrechter, mr. A.A.J. de Nijs, heeft gewraakt. De wraking vond plaats in het kader van een verzoekschriftprocedure waarin verzoekster de kinderrechter had verzocht om herstel van het gezag over haar twee minderjarige kinderen, beëindiging van de voogdij van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en vaststelling van een omgangsregeling. Tijdens de zitting op 26 juni 2019 was verzoekster bijgestaan door haar advocaat, mr. R.V. Paniagua, terwijl verzoeker als informant was opgeroepen. Op 27 juni 2019 heeft verzoekster de kinderrechter gewraakt, maar het wrakingsverzoek was niet ondertekend door een advocaat, wat in deze procedure verplicht is. Verzoekster was op de hoogte van dit verzuim en kreeg de kans om het te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar wrakingsverzoek omdat het niet aan de vereisten voldeed. Ook verzoeker, die slechts als informant was opgeroepen, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd mondeling gegeven door de rechters ter zitting en later schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 577241/ HA RK 19-760
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 juli 2019
op het verzoek van
[naam verzoekster],
hierna te noemen: verzoekster,
en
[naam verzoeker],
hierna te noemen: verzoeker,
beiden wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de kinderrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 26 juni 2019 is door de kinderrechter behandeld het verzoek van verzoekster tot herstel van het gezag over haar twee minderjarige kinderen, beëindiging van de voogdij van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en vaststelling van een omgangsregeling. In die procedure werd verzoekster bijgestaan door haar advocaat mr. R.V. Paniagua. Verzoeker is als informant opgeroepen voor de zitting van 26 juni 2019. Op die zitting is een (eind)uitspraak gedaan over de verzoeken ten aanzien van een van de minderjarigen. Die procedure heeft als kenmerk zaak-/rekestnummer C/10/573032 / FA RK 19-3716.
Bij fax van 27 juni 2019 heeft verzoekster de kinderrechter gewraakt. Verzoekster heeft bij fax van 1 juli 2019 de wrakingsgronden uiteengezet. Deze fax van 1 juli 2019 is mede ondertekend door verzoeker.
Verzoekster is door de algemeen secretaris van de wrakingskamer op 2 juli 2019 telefonisch erop geattendeerd (en in een emailbericht van 5 juli 2019 aan verzoekster eraan herinnerd) dat haar wrakingsverzoek door een advocaat moet worden ingediend.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omgeschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 26 juni 2019.
Verzoekers, de kinderrechter, de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, alsmede
mr. Paniagua zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De kinderrechter is in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De kinderrechter heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij schrijven van 8 juli 2019.
Op 8 juli 2019 is een emailbericht van mr. R.V. Paniagua ontvangen waarin hij aangeeft dat hij als advocaat geen onderdeel van het wrakingsverzoek van verzoekster is en waarin hij ook heeft aangekondigd dat verzoekster zelf op de zitting zal bepleiten dat zij in haar wrakingsverzoek zonder procesvertegenwoordiging moet worden ontvangen.
Zowel verzoekers als de kinderrechter zijn ter zitting van 9 juli 2019 verschenen. Namens de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond is mevrouw mr. [naam] verschenen.
Verzoekster heeft aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities primair naar voren gebracht dat en waarom zij en verzoeker wel ontvankelijk zijn in hun verzoek, subsidiair verzocht om een termijn te krijgen voor het vinden van een advocaat die het wrakingsverzoek voor hen zou kunnen indienen, en (meer) subsidiair aan de wrakingskamer verzocht om zich uit te laten over de inhoudelijke haalbaarheid van het wrakingsverzoek. Ook de kinderrechter heeft haar standpunt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek kenbaar gemaakt.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

Ten aanzien van verzoekster
In het thans gepubliceerde Wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam is niet vermeld dat in procedures waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, ondertekening van het schriftelijke wrakingsverzoek door een advocaat verplicht is. Dit laat onverlet dat het vaste jurisprudentie is dat een schriftelijk wrakingsverzoek (mede) door een procesvertegenwoordiger moet worden ondertekend in procedures waarin procesvertegenwoordiging verplicht is. Dit volgt uit arresten van de Hoge Raad van 28 juni 1985 (NJ 1985, 836) en van 18 december 1998 (NJ 1999, 271). Indien de verzoeker zonder bijstand van een verplichte procesvertegenwoordiger een verzoek indient, wordt hij/zij hierop gewezen en krijgt hij/zij de gelegenheid dit verzuim te herstellen.
In de verzoekschriftprocedure waarin verzoekster de kinderrechter wraakt, is procesvertegenwoordiging verplicht. Dit volgt uit artikel 278 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het wrakingsverzoek moet dus (mede) worden ondertekend door een advocaat. Herstel van dit verzuim, door het alsnog indienen van het wrakingsverzoek door een advocaat, is mogelijk op grond van artikel 281 lid 1 Rv.
Vaststaat dat het door verzoekster ingediende wrakingsverzoek niet (mede) is ondertekend door een advocaat. Mr. Paniagua heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij het wrakingsverzoek niet heeft ingediend. Niet is gebleken dat het wrakingsverzoek door een andere advocaat is ingediend. Vanaf 2 juli 2019 is verzoekster op de hoogte van dit verzuim en in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Het verzuim is tot op de zitting van 9 juli 2019 niet hersteld. Omdat verzoekster vanaf 2 juli 2019 van de verplichting tot procesvertegenwoordiging als hierboven omschreven op de hoogte was dan wel geacht moet worden te zijn geweest, ziet de wrakingskamer geen aanleiding om verzoekster nogmaals in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen, zoals zij subsidiair heeft verzocht. De wrakingskamer zal verzoekster in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Aan het (meer) subsidiaire verzoek van verzoekster om zich uit te laten over de inhoudelijke haalbaarheid van het wrakingsverzoek komt de wrakingskamer niet toe, omdat er ter zitting geen inhoudelijk debat over de gestelde wrakingsgronden is geweest.
Ten aanzien van verzoeker
Aangezien verzoeker in de verzoekschriftprocedure slechts als informant is opgeroepen en dus geen partij of belanghebbende is in die procedure, komt aan verzoeker geen mogelijkheid tot wraking toe in deze procedure. Ook zijn wrakingsverzoek zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. A.A.J. de Nijs.
Deze beslissing is op 9 juli 2019 ter openbare zitting mondeling gegeven door mr. M. Fiege, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en mr. E.A. Vroom, rechters in tegenwoordigheid van
mr. H.C.C. Kan, griffier, en op 18 juli 2019 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-