ECLI:NL:RBROT:2019:675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
10/810231-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor drugsbezit en witwassen na politieoptreden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van het bezit van bijna 3 kilo cocaïne en het witwassen van meer dan € 54.000,-. De politie vond de drugs en het geld in de woning van de verdachte tijdens een onderzoek dat volgde op een melding van het Team Criminele Inlichtingen. De verdachte ontkende enige kennis te hebben van de drugs en het geld, en zijn verdediging voerde aan dat het bewijs uitgesloten moest worden vanwege onrechtmatig politieoptreden. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat de observaties van de politie rechtmatig waren en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had en wist dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, en het in beslag genomen geld werd verbeurd verklaard. De Volkswagen Touran, die ook in beslag was genomen, werd teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810231-17
Datum uitspraak: 22 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 8 januari 2019 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A. Ekiz, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen en Volkswagen Touran;
  • opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, omdat dit niet kan worden bewezen. Hiertoe is ten eerste aangevoerd dat de drugs en het geld die in de woning van de verdachte zijn gevonden moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat aan deze vondsten onrechtmatig politieoptreden vooraf is gegaan. Er is namelijk stelselmatig geobserveerd zonder bevel van de officier van justitie en aangehouden en binnengetreden in de woning zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. In de woning zijn bovendien handelingen verricht die verder gaan dan ‘zoekend rondkijken’. Door deze onherstelbare vormverzuimen heeft de verdachte nadeel geleden, in die zin dat zijn recht op privacy en huisrecht ernstig zijn geschonden. Ten tweede is aangevoerd dat de verdachte niet wist van de aanwezigheid van de drugs en het geld in zijn woning. Er zijn meerdere personen die regelmatig in zijn woning verbleven en toegang daartoe hadden. Vermoedelijk heeft één van hen de drugs en het geld zonder zijn medeweten in de woning neergelegd.
Beoordeling
Bewijsuitsluitingsverweer
Het bewijsuitsluitingsverweer wordt, nog daargelaten of is voldaan aan de eisen die in de jurisprudentie aan het voeren daarvan zijn gesteld, om de volgende redenen verworpen.
Naar aanleiding van een op 3 november 2016 bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) binnengekomen melding, die erop neerkomt dat de verdachte handelt in cocaïne, heeft de politie observaties uitgevoerd in de omgeving van het woonadres van de verdachte ( [adres delict] in Rotterdam). Uit onderzoek was weliswaar gebleken dat de verdachte stond ingeschreven op de Vijverhofstraat 37 te Rotterdam, maar dat is een (post)adres van een opvang voor dak- en thuislozen.
In het naar aanleiding van vragen van de raadsman opgemaakte proces-verbaal van 27 september 2017 is vermeld wanneer en hoe lang er is geobserveerd. Op basis van dit proces-verbaal wordt geconcludeerd dat de observaties niet zodanig frequent, intens en langdurig zijn geweest dat op grond daarvan een min of meer concreet beeld kon worden verkregen van (een deel van) het privéleven van de verdachte. Er is dan ook geen sprake geweest van stelselmatige observatie, zodat een observatiebevel niet vereist was. De observaties waren rechtmatig.
Op 4 mei 2017 heeft de politie waargenomen, nadat op 3 mei 2017 was vastgesteld dat de verdachte in een huurauto reed, terwijl hij een eigen auto heeft, dat hij die huurauto parkeerde op een parkeerterrein in Crooswijk. Het is de politie ambtshalve bekend dat voor criminele activiteiten vaak huurauto’s worden gebruikt en dat voormeld parkeerterrein een ‘deallocatie’ is. Op dat parkeerterrein sprak de verdachte eerst met een scooterrijder. Vervolgens kwam een andere auto aanrijden die pal naast die van de verdachte parkeerde, waarna hij is uitgestapt en in die andere auto is gestapt. Op enig moment wordt gezien dat de verdachte uitstapt, naar zijn auto loopt en daaruit iets lijkt te pakken en weer in de andere auto stapt. Enkele minuten later is de verdachte weer uitgestapt en weggereden in zijn auto. Deze handelingen deden de politie vermoeden dat sprake was van een ‘overdracht’. Hierbij komt dat als de verdachte vervolgens is staande gehouden, in zijn auto een schoudertasje met een geldbedrag wordt aangetroffen en een aantal telefoons.
Deze bevindingen in combinatie met de TCI-melding leveren naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden van schuld op ter zake van zowel overtreding van de Opiumwet als witwassen. Daarom is niet alleen de aanhouding van de verdachte op verdenking van witwassen, maar ook de daarop volgende binnentreding in de woning op [adres delict] op grond van artikel 9 van de Opiumwet rechtmatig geweest.
Na binnentreding in de woning heeft een verbalisant een tas aangetroffen en die vervolgens geopend. Deze handeling gaat verder dan het ‘zoekend rondkijken’, waartoe artikel 9 van de Opiumwet de bevoegdheid geeft. Er is in zoverre sprake van onrechtmatig handelen van de politie. Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal hieraan echter geen rechtsgevolgen verbinden, omdat niet is gebleken dat de verdachte hiervan nadeel heeft ondervonden. Immers, indien de verbalisant de situatie zou hebben bevroren alvorens de tas te openen, zou het daarin aangetroffen geld bij de daaropvolgende doorzoeking door de rechter-commissaris zijn gevonden. Hierbij is betrokken dat de rechter-commissaris niet slechts naar aanleiding van de vondst van het geld in de tas heeft besloten tot de doorzoeking.
Een en ander betekent dat de drugs en het geld die in de woning zijn aangetroffen, worden gebruikt voor het bewijs.
Feit 1: opzettelijk aanwezig hebben cocaïne
Op 4 mei 2017 heeft de politie in twee tassen die bovenop een strijkplank in één van de slaapkamers in de woning op [adres delict] lagen drie blokken cocaïne aangetroffen. Verder zijn in de woonkamer vier zakjes met een kleine hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Het netto totaalgewicht van de aangetroffen cocaïne bedraagt ongeveer 2.912 gram. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij feitelijk al lange tijd op de [adres delict] woonde en toegang had tot de woonkamer en de slaapkamer waarin de drugs zijn aangetroffen. Gelet hierop staat vast dat de verdachte beschikkingsmacht had over de cocaïne.
De rechtbank gaat ervan uit dat een bewoner van een woning op de hoogte is van wat er zich in die woning bevindt, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De verklaring die de verdachte op de zitting heeft gegeven en die er op neerkomt dat de drugs zonder zijn medeweten in zijn woning zijn neergelegd door één van de personen, niet zijnde zijn partner, die over een sleutel van de woning beschikten en daar ook regelmatig verbleven, levert geen aanwijzingen op voor het tegendeel. Dit verhaal acht de rechtbank namelijk om na te noemen redenen, die in samenhang zijn bezien, niet aannemelijk geworden. Ten eerste is dit verhaal op geen enkele wijze te controleren doordat de verdachte op de zitting heeft geweigerd de namen te noemen van deze personen. Verder is de verdachte pas op de zitting met deze verklaring gekomen terwijl hij zich daarvoor steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Het ligt niet in de rede dat iemand die onschuldig is aan een hem verweten strafbaar feit pas in een zo laat stadium – in dit geval ruim anderhalf jaar na aanhouding – omstandigheden naar voren brengt die zijn onschuld aantonen. Ten derde wijst niets in het dossier erop dat in de woning omstreeks 4 mei 2017 andere personen (hebben) verbleven dan de verdachte en zijn partner.
Voor zover de verdediging het scenario heeft opgeworpen dat de partner van de verdachte de drugs in de woning heeft neergelegd zonder dat de verdachte dit wist, wordt dat evenmin aannemelijk geacht. Ondanks de daarop gerichte vragen van zijn raadsman, heeft de verdachte dit scenario namelijk op geen enkele wijze bevestigd. Ook het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten.
Gezien het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op 4 mei 2017 naast beschikkingsmacht, ook wetenschap had van de drugs in zijn woning. Dit maakt dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2: witwassen geld
In dezelfde slaapkamer als waar de blokken cocaïne zijn aangetroffen, is, eveneens bovenop de strijkplank, een tas met daarin een geldbedrag van € 52.940,- aangetroffen. Verder is er in de woonkamer een contant geldbedrag van € 1.000,- gevonden. Over de aanwezigheid van het geld in de woning heeft de verdediging dezelfde verklaring(en) gegeven als over de aanwezigheid van de cocaïne. Op dezelfde gronden verwerpt de rechtbank dit verweer en neemt zij aan dat de verdachte beschikkingsmacht had over en wetenschap had van de aanwezigheid van deze geldbedragen. Verder is er in de huurauto een geldbedrag aangetroffen van € 300,-, waarvan de verdachte heeft gezegd dat dit van hem was. Op grond van dit alles is bewezen dat de verdachte op 4 mei 2017 in totaal € 54.240,- voorhanden heeft gehad.
Voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" is vereist dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Indien het openbaar ministerie omstandigheden aandraagt die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring niet dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Uit het financieel onderzoek volgt dat de verdachte en zijn partner in en voorafgaand aan de tenlastegelegde periode een zeer beperkt inkomen uit loon genoten en geen vermogen hadden. Verder volgt uit de in de woning aangetroffen administratie van de verdachte dat hij veel schulden had. Gelet hierop, op de omstandigheid dat er naast geld ook cocaïne is aangetroffen en op het algemeen bekende feit dat vele vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote contante geldbedragen, bestond er een gerechtvaardigd vermoeden dat het niet anders kon zijn dan dat de aangetroffen € 54.240,- uit enig misdrijf afkomstig is.
Een verklaring van de verdachte over de legale herkomst van het geld is op de zitting uitgebleven. Er is dan ook in het geheel geen tegenwicht geboden aan het gerechtvaardigde vermoeden dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Gelet hierop is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de aangetroffen € 54.240,- uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Dit betekent dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte voormeld geldbedrag heeft witgewassen.
Feit 2: witwassen Volkswagen Touran
Uit de verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat de Volkswagen Touran als bedoeld in de tenlastelegging zich op 4 mei 2017 al enige tijd onder zijn partner bevond. Ook gedurende de rest van de tenlastegelegde periode beschikte de verdachte niet over de Touran. Hij was toen immers gedetineerd. Bij deze stand van zaken kan niet worden bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode witwashandelingen heeft verricht met betrekking tot de Touran. Hierbij is in aanmerking genomen dat de handelingen die zijn partner in de tenlastegelegde periode met betrekking tot de Touran heeft verricht de verdachte niet kunnen worden aangerekend, omdat niet is gebleken van enige betrokkenheid van hem. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het (eenvoudig) witwassen van de Touran.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 4 mei 2017 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2912 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij
op4 mei 2017, te Rotterdam,
geldbedragen
,in totaal 54.240,00 euro (zegge: vierenvijftigduizendtweehonderdveertig euro) voorhanden
heeftgehad,
terwijl hij wist dat
die geldbedragengeheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
warenuit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 4 mei 2017 bijna 3 kilo cocaïne in zijn bezit gehad. Gelet op de hoeveelheid en op de in de woning aangetroffen sealmachine en sealbags kan het niet anders dan dat de cocaïne bestemd was voor de handel. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de handel in harddrugs andere vormen van (zware) criminaliteit met zich meebrengt. De verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim € 50.000,-. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
De rechtbank heeft gezien een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in. Er bestaan problemen met betrekking tot dagbesteding en financiën. Het is aannemelijk dat de verdachte het tenlastegelegde, indien dit wordt bewezen, uit financieel gewin heeft begaan. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen. Binnen dat toezicht zal er aandacht zijn voor de probleemgebieden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Gelet hierop komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen geldbedrag van € 54.240,- zal worden verbeurd verklaard als bijkomende straf, omdat het bewezenverklaarde deel van feit 2 met betrekking tot dit geld is begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen Touran zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende, te weten [naam rechthebbende] .

9.Voorlopige hechtenis

De rechtbank ziet geen aanleiding de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en wijst de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 33, 33a, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de Volkswagen Touran heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde en het onder 2 primair tenlastegelegde met betrekking tot het geld, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten het op de ‘lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen’ geplaatste geldbedrag van € 54.240,-;
gelast de teruggave aan de rechthebbende, [naam rechthebbende] , van de op de ‘lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen’ geplaatste Volkswagen Touran;
wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2912 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 mei 2017 tot en met 14 juni 2017, te Rotterdam, althans in Nederland,
a)
van een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meet geldbedrag(en) in totaal ongeveer 54.240,00 euro (zegge:
vierenvijftigduizendtweehonderdveertig euro), en/of
- een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer] de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voornoemde voorwerp(en) was,
dan wel
b)
een of meet voorwerp(en), te weten
- een of meet geldbedrag(en) in totaal 54.240,00 euro (zegge:
vierenvijftigduizendtweehonderdveertig euro) en/of
- een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer] heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 04 mei 2017 tot en met 14juni 2017
te Rotterdam, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) in totaal 54.240,00 euro (zegge:
vierenvijftigduizendtweehonderdveertig euro) en/of
een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp
onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.