ECLI:NL:RBROT:2019:6740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
10/049364-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen categorie III inclusief munitie

Op 7 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 28 februari 2019 in Rotterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een Glock pistool, en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden moest krijgen. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie een groot risico met zich meebrengt, vooral gezien de aanwezigheid van kinderen in de woning waar het wapen werd aangetroffen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafmaat. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/049364-19
Datum uitspraak: 7 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bij de politie bekend. Het feit zal om die reden zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 februari 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van een pistool, namelijk een pistool van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9mm
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten dertien (13), bij voornoemd
vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 28 februari 2019 een vuurwapen met daarbij behorende munitie voorhanden gehad. Het wapen lag in delen verspreid door de woning waar hij verbleef en waar ook kinderen verbleven. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert in het algemeen risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Hiertegen dient dan ook streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en H.M. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 februari 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van een pistool, namelijk een pistool van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten dertien (13), bij voornoemd
vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.