ECLI:NL:RBROT:2019:6738
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2019 een wrakingsverzoek afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker op 17 juli 2019, na een eindbeslissing van de rechter op 12 juli 2019 in een eerder ingediende procedure. De verzoeker had op 15 maart 2019 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor, dat op 24 juni 2019 ter zitting was behandeld. De rechter had op 12 juli 2019 een beschikking gegeven, waarmee de behandeling van de zaak was geëindigd. De wraking was bedoeld om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar omdat de rechter al een einduitspraak had gedaan, was het wrakingsverzoek niet meer ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt, aangezien de rechter niet langer betrokken was bij de zaak. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen op grond van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.