Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
2.Het verzoek en de reactie daarop
1. Haar recht op een eerlijk proces is geschonden op basis van de volgende feiten en omstandigheden.
- Op de zitting heeft verzoekster verklaard dat zij de rechters wilde wraken als zij haar verzoek om aanhouding van de zaken zouden afwijzen. Door de behandeling van de zaken vervolgens te sluiten zonder een beslissing op het aanhoudingsverzoek te nemen, hebben de rechters een poging gedaan een mogelijke wraking onmogelijk te maken.
- De rechters hebben de (inbreng van de) bijzondere curator gesaboteerd door haar al dan niet opzettelijk de benodigde stukken te onthouden en vervolgens door de zaak niet uit te stellen totdat de nieuwe bijzondere curator haar werk heeft kunnen doen. Het kind wordt hierdoor de mond gesnoerd.
- De rechters hebben het onderzoek in de zaken gesloten zonder de resultaten van de lopende klachtenprocedure bij de Raad voor de Kinderbescherming af te wachten.
- De rechters hebben de medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming de gelegenheid gegeven om beschuldigingen en een zienswijze te uiten die nog onderdeel is van de genoemde lopende klachtenprocedure en daarmee ‘de wet op privacy’ geschonden.2. De rechters hebben op de zitting (ook anderszins) blijk gegeven van vooringenomenheid.
- Zij hebben de tegenpartij toegestaan om, in strijd met wettelijke voorschriften, zonder advocaat aanwezig te zijn en het woord te voeren, waarbij hij bovendien ruimschoots de tijd heeft gekregen om aantijgingen te uiten zonder die op enige wijze te onderbouwen, waaronder ook zijn negatieve houding jegens verzoekster. Voorts heeft mr. Klomp op de zitting duidelijk gemaakt dat hij van mening is dat de omgang uitgebreid dient te worden. Ook uit het proces-verbaal van de vorige zitting van 12 april 2019 blijkt van vooringenomenheid, aangezien de in dat proces-verbaal neergelegde weergave van hetgeen op die zitting is voorgevallen onvolledig en/of onjuist is. Dit geldt eveneens voor het proces-verbaal van de zitting van 19 juli 2019.
- De standpunten die zowel verzoekster als andere partijen op de zitting hebben ingenomen ten aanzien van verschillende aspecten van de zaken (waaronder de bijzondere curator en de klachtenprocedure bij de Raad voor de Kinderbescherming) zijn opgenomen in het proces-verbaal en daarmee onderdeel van de standpunten waarover de meervoudige kamer nog een beslissing zal moeten nemen.
- Aan het einde van de behandeling heeft verzoekster gevraagd of de meervoudige kamer had besloten dan wel zou besluiten tot het aanhouden van de behandeling. De meervoudige kamer heeft op de vraag van verzoekster geantwoord dat er geen beslissing is genomen tot het wel of niet aanhouden van de behandeling en dat de beslissing van de meervoudige kamer begin september wordt verwacht.
- De meervoudige kamer heeft op de zitting ieder in de gelegenheid gesteld te vertellen wat hij/zij wilde vertellen.
- Artikel 279 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt de man in staat op de zitting (zelf) het woord te voeren.
- Voor zover de behandeling op de zitting van 12 april 2019 aan de wraking ten grondslag is gelegd, is dit in strijd met artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.