ECLI:NL:RBROT:2019:6735
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
Op 29 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak, waarbij het tweede wrakingsverzoek van de verzoeker is afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De verzoeker had eerder, op 15 maart 2019, een verzoekschrift ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor in een civiele procedure. Dit verzoek werd behandeld door mr. S.H. Poiesz, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Na de zitting op 24 juni 2019, waar de rechter op 12 juli 2019 een beschikking heeft gegeven, heeft de verzoeker op 17 juli 2019 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat op 19 juli 2019 werd afgewezen.
Vervolgens diende de verzoeker op 20 juli 2019 een tweede wrakingsverzoek in, waarbij hij stelde dat de rechter ten onrechte had geweigerd de uitspraak in de bodemprocedure aan te houden. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die de verzoeker aan zijn tweede verzoek ten grondslag legde, hem al bekend waren ten tijde van het eerste verzoek. Dit leidde tot de conclusie dat het tweede verzoek niet in behandeling kon worden genomen, conform artikel 37, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechtbank heeft uiteindelijk het tweede wrakingsverzoek afgewezen en bevestigd dat de onpartijdigheid van de rechter niet in het geding was. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.