ECLI:NL:RBROT:2019:6735

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
578737 / HA RK 19-867
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

Op 29 juli 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak, waarbij het tweede wrakingsverzoek van de verzoeker is afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De verzoeker had eerder, op 15 maart 2019, een verzoekschrift ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor in een civiele procedure. Dit verzoek werd behandeld door mr. S.H. Poiesz, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Na de zitting op 24 juni 2019, waar de rechter op 12 juli 2019 een beschikking heeft gegeven, heeft de verzoeker op 17 juli 2019 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat op 19 juli 2019 werd afgewezen.

Vervolgens diende de verzoeker op 20 juli 2019 een tweede wrakingsverzoek in, waarbij hij stelde dat de rechter ten onrechte had geweigerd de uitspraak in de bodemprocedure aan te houden. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die de verzoeker aan zijn tweede verzoek ten grondslag legde, hem al bekend waren ten tijde van het eerste verzoek. Dit leidde tot de conclusie dat het tweede verzoek niet in behandeling kon worden genomen, conform artikel 37, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank heeft uiteindelijk het tweede wrakingsverzoek afgewezen en bevestigd dat de onpartijdigheid van de rechter niet in het geding was. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 578737 / HA RK 19-867
Beslissing van 29 juli 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. S.H. Poiesz, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeker heeft op 15 maart 2019 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit verzoekschrift, alsmede het daartegen door [naam wederpartij] ingediende verweerschrift, is door de rechter behandeld ter zitting van 24 juni 2019, waarna de rechter op 12 juli 2019 een beschikking heeft gegeven.
Die procedure draagt als kenmerk 7620596 \ VZ VERZ 19-4808.
Bij e-mailbericht van 17 juli 2019 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht (hierna: het eerste wrakingsverzoek).
Bij beslissing van de wrakingskamer van 19 juli 2019 is het eerste wrakingsverzoek afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Bij e-mailbericht van 20 juli 2019 heeft verzoeker andermaal wraking van de rechter verzocht (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de beschikking van 12 juli 2019.
Behalve van voormelde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de e-mailberichten van verzoeker van 22 juli 2019 te 12.31 uur en 13.36 uur.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van
hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden
gewraakt.
2.2
Ingevolge hetgeen is bepaald in artikel 37, lid 4 Rv wordt een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.3
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd – kort samengevat – dat de rechter ten onrechte heeft geweigerd de uitspraak in de bodemprocedure aan te houden en dat de rechter het verweer van de ABN AMRO Bank en van CNV mensen had moeten afwachten. Had de rechter dat gedaan, dan zou het verzoek van verzoeker tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor zijn gehonoreerd, aldus verzoeker.
2.4
De wrakingskamer stelt vast dat de door verzoeker aan het tweede wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hem bekend waren ten tijde van het indienen van het eerste wrakingsverzoek.
2.5
Het vorenstaande leidt er toe dat het tweede wrakingsverzoek met toepassing van artikel 9.1, tweede volzin en onder e van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam wordt afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het (tweede) verzoek tot wraking van mr. S.H. Poiesz wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Verweij, voorzitter, mr. N. Doorduijn en
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. S.H. Poiesz