ECLI:NL:RBROT:2019:673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
10/191195-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld, verminderd toerekeningsvatbaar

Op 9 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Nablus (Jordanië), die op 14 mei 2018 te Rotterdam heeft geprobeerd een winkel in hobbymaterialen te overvallen. De verdachte heeft met een mes gedreigd tegen een kassamedewerkster en geëist dat zij de kassalade opende. De verdachte heeft geprobeerd de kassalade zelf te openen, maar de uitvoering van het misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat hij in (enigszins) verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het feit op het slachtoffer. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er zijn aanwijzingen voor een depressieve stoornis, maar er is onvoldoende bewijs om dit als zodanig te classificeren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/191195-18
Datum uitspraak: 9 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te Nablus (Jordanië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsman: mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering met een meldplicht, dat de verdachte zijn medewerking zal verlenen aan een intake en diagnostiek bij De Waag of Het Dok of een soortgelijke instelling en, indien een ambulante vorm van behandeling noodzakelijk wordt geacht, de verplichte medewerking van de verdachte aan een ambulante behandeling door De Waag, Het Dok of een soortgelijke instelling.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 mei 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[naam winkel] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen
[naam slachtoffer] ,
gepleegdmet het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
en met dat doel
- om de toonbank is gelopen en dichtbij die [naam slachtoffer] achter de
toonbank is gaan staan en
- vervolgens dreigend een mes dicht bij het lichaam van die [naam slachtoffer]
heeft gehouden en
- dreigend aan die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd de
woorden: "Ik heb een pistool dus maak de kassa open" en "Je moet
hem nu openmaken!",
- vervolgens met genoemd mes in het slot van de
kassalade heeft gestoken en gewrikt en dusdoende heeft getracht
met dat mes de kassalade te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft getracht om een winkel in hobbymaterialen te overvallen. De verdachte is met een mes de desbetreffende hobbywinkel binnengegaan, hij is daar naar een kassamedewerkster toegelopen en is vlak naast haar gaan staan. Met het mes in zijn hand heeft hij vervolgens tegen haar gezegd dat zij de kassalade moest openen. Omdat dit deze medewerkster niet lukte, heeft de verdachte vervolgens nog zelf geprobeerd met dit mes de kassalade te openen.
Dit is een ernstig feit. Voor het slachtoffer was het een zeer bedreigende en angstige situatie die, naar algemene ervaringsregels, nog lang impact zal hebben. Met een dergelijk feit heeft verdachte geen enkel respect getoond voor het bezit van anderen en een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een ander. Bovendien leidt zo’n feit tot een algemeen gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee zal niet ten nadele van de verdachte rekening worden gehouden.
Rapportages
Psycholoog J. Yntema heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 december 2018. De psycholoog meldt dat informatie van de huisarts en Mentaal Beter, waar betrokkene sinds 30 augustus 2018 onder behandeling is, duidt op een depressief toestandsbeeld. Er zou sprake zijn (geweest) van suïcidale gedachten, fors gewichtsverlies, somberheid en slaapproblemen. De verdachte gebruikt antidepressiva en diazepam. Er zijn daarom vermoedens van een depressieve stoornis, maar op basis van het onderzoek - de verdachte heeft niet over het hem tenlastegelegde feit willen praten - komen onvoldoende aanwijzingen naar voren om deze als zodanig te classificeren. De psycholoog kan dan ook geen verband vaststellen met het ten laste gelegde. Ook heeft de verdachte te weinig over zijn toestand ten tijde van het tenlastegelegde feit verteld om te beoordelen of er sprake is (geweest) van enige doorwerking. De psycholoog geeft dan ook geen advies over de toerekenbaarheid van het feit aan de verdachte.
Ook de reclassering heeft in het kader van de voorgeleiding van de verdachte bij de rechter-commissaris een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 september 2018. De reclassering meldt eveneens dat de verdachte veel heeft meegemaakt. In 2008 zou hij een burn-out hebben gekregen en sindsdien gebruikt hij antidepressiva. De verdachte zegt zelf te kampen met depressieve en PTSS klachten en ook diazepam te gebruiken.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte bekend het feit te hebben gepleegd. Hij heeft geen duidelijke reden voor de plotselinge overval op de winkel kunnen geven. Hij heeft verklaard dat hij in de maand voorafgaand aan het feit al merkte dat hij zich opgejaagd voelde en dat hij last had van gevoelens van onmacht en frustratie, gevoelens die zich over een groot aantal jaren in toenemende mate hadden ontwikkeld. Het zou hem niet zozeer om het geld te doen zijn geweest, maar meer om een reactie op deze gevoelens.
Toerekenbaarheid
Gelet op de inhoud van de uitgebrachte rapporten en hetgeen de verdachte over zijn geestestoestand kort voorafgaand en tijdens het feit heeft verklaard, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte onder oplopende druk en gevoelens van onmacht en frustratie tot het plegen van het feit is gekomen en dat die druk en gevoelens ook tijdens het begaan van het feit bij de verdachte aanwezig waren, zodanig dat de rechtbank de verdachte voor het plegen daarvan in (enigszins) verminderde mate toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen van pogingen tot winkeloverval worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een taakstraf.
De rechtbank volgt de raadsman daarin niet. Met een onvoorwaardelijk strafdeel als door de raadsman voorgesteld kan, gelet op de ernst van het feit, niet worden volstaan. Een taakstraf acht de rechtbank voor een feit als door de verdachte gepleegd, niet passend. De rechtbank zal, alles afwegend, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen.
Hoewel een daartoe strekkend advies ontbreekt, deelt de rechtbank het standpunt van de raadsman en de officier van justitie die dat heeft gevorderd, dat aan de verdachte, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit de rapporten en uit de verklaring van de verdachte zelf naar voren komen, voorwaarden in het kader van begeleiding en mogelijke behandeling van de verdachte dienen te worden opgelegd. De rechtbank zal daarom een substantieel deel van de straf, namelijk zes maanden, voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt dan wel tijdens die proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek bij De Waag of Het Dok of een soortgelijke instelling;
3. de veroordeelde zal zich, indien uit diagnostiek blijkt dat ambulante behandeling nodig wordt geacht, onder ambulante behandeling stellen van De Waag of het Dok, dan wel een soortgelijke instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de directeur van die instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en van F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[naam winkel] en/of [naam slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
- om de toonbank is gelopen en/of dichtbij die [naam slachtoffer] achter de
toonbank is gaan staan en/of
- ( vervolgens) (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en/of voorgehouden
en/of dat mes/voorwerp dicht bij het lichaam van die [naam slachtoffer]
heeft gehouden en/of
- ( daarbij) (dreigend) aan die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd de
woorden: "Ik heb een pistool dus maak de kassa open" en/of "Je moet
hem nu openmaken!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking en/of
- ( vervolgens) (met) genoemd mes, althans voorwerp, in het slot van de
kassalade heeft gestoken en/of gewrikt en/of (dusdoende) heeft getracht
met dat mes/voorwerp de kassalade te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;