ECLI:NL:RBROT:2019:671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
6957555
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst tussen een commanditaire vennootschap en een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een commanditaire vennootschap, eiseres, en een besloten vennootschap, gedaagde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte, gelegen in Hoek van Holland, vanwege betalingsachterstanden en het overtreden van de bestemming van het gehuurde. De huurovereenkomst was op 1 januari 2018 aangegaan voor een periode van vijf jaar, met een huurprijs van € 2.400,00 per maand. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en daarnaast pluche speelgoeddieren had verkocht, wat in strijd was met de huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de huur over de maanden april en mei 2018 niet tijdig had voldaan, maar dat de huurachterstand inmiddels was ingelopen. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen van gedaagde niet voldoende waren om de huurovereenkomst te ontbinden. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand. Wel werd gedaagde veroordeeld tot betaling van contractuele boetes voor de te late huurbetalingen en voor het overtreden van de bestemming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de boete voor de verkoop van pluche speelgoeddieren gematigd tot € 250,00, en de boete voor de huurachterstand tot € 900,00. De beslissing over de factuur voor de gasaansluiting werd aangehouden, in afwachting van bewijslevering door eiseres.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om zich aan de voorwaarden van de huurovereenkomst te houden en de gevolgen van betalingsachterstanden. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en een beslissing genomen die recht doet aan de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6957555 \ CV EXPL 18-22960
uitspraak: 25 januari 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 31 mei 2018,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam B.V.] .,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. Y.A. Rampersad te Leiden.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [Naam B.V.] ”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 31 mei 2018, met producties;
  • de aanvullende producties van 10 juli 2018, alsmede de akte houdende vermeerdering van eis van [eiseres] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
  • het vonnis van 1 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties;
  • de aanvullende producties van [Naam B.V.] ten behoeve van de comparitie van partijen d.d. 24 september 2018;
  • de aanvullende producties van [eiseres] ten behoeve van de comparitie van partijen d.d. 25 september 2018;
  • de aanvullende productie van [Naam B.V.] ten behoeve van de comparitie van partijen van 28 september 2018;
  • het proces-verbaal van de gehouden comparitie van partijen op 2 oktober 2018;
  • de akte uitlaten van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres] is een commanditaire vennootschap die vastgoed verhuurt aan de [straatnaam] en de [straatnaam] in Hoek van Holland. Beherend vennoot van [eiseres] is [Naam B.V.] B.V.
2.2
[Naam B.V.] drijft een winkel waarin vis, schaal- en schelpdieren worden verkocht. Bestuurder en enig aandeelhouder van [Naam B.V.] is de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.3
Tussen partijen is een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte aan de [straatnaam] , [naam bedrijfsruimte] , te Hoek van Holland (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is aangegaan op 1 januari 2018 voor de duur van vijf jaar. Partijen zijn een huurvrije periode overeengekomen van drie maanden. Met ingang van 1 april 2018 bedraagt de maandelijkse huur € 2.400,00 per maand, inclusief voorschot stroomkosten en exclusief btw. De huurprijs per maand dient per vooruitbetaling te worden voldaan.
2.4
In artikel 1.3 van de huurovereenkomst staat het volgende:
“Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van vis, schaal- en schelpdieren”.Voorts is als voorwaarde opgenomen dat de huurder zich aan deze bestemming dient te houden. Aan overtreding van deze voorwaarde is een boete verbonden van € 1.000,00 per overtreding, te vermeerderen met € 250,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt (artikel 9.5 van de huurovereenkomst).
2.5
In de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is een boetebepaling opgenomen op grond waarvan bij niet-tijdige betaling van de huur een boete verschuldigd is van (minimaal) € 300,00 per maand.
2.6
In het gehuurde stond voor een korte tijd een vitrinekast waarin pluche speelgoeddieren te koop werden aangeboden. De opbrengst van deze pluche speelgoeddieren zou ten goede komen aan de Stichting Kinderen Kankervrij (KIKA).
2.7
Vanaf februari 2018 hebben partijen gecorrespondeerd over de gasaansluiting en de verhoging van de capaciteit daarvan in het gehuurde. Ook heeft [eiseres] [Naam B.V.] verzocht om een curriculum vitae in verband met het verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in de huurovereenkomst die bij de kantonrechter is ingediend.
2.8
[Naam B.V.] heeft zelf een propaangasaansluiting in het gehuurde laten aanbrengen.
2.9
Stedin heeft op aanvraag van [eiseres] de capaciteit van de gasaansluiting verhoogd en daarvoor € 2.659,85 in rekening gebracht. [eiseres] heeft dit bedrag in mei 2018 aan [Naam B.V.] in rekening gebracht. [Naam B.V.] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
2.1
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 15 mei 2018 [Naam B.V.] gesommeerd tot betaling van een totaalbedrag van € 7.708,00, bestaande uit de achterstallige huur van april en mei 2018, alsmede de contractuele boete van € 900,00 en een bedrag van € 1.000,00 aan verbeurde boetes in verband met de verkoop van branchevreemde producten. In diezelfde brief is aangekondigd dat bij gebreke van betaling in kort geding de ontruiming van het gehuurde zal worden gevorderd, alsmede een bodemprocedure waarin ontbinding van de huurovereenkomst zal worden gevorderd.
2.11
Op 31 mei 2018 heeft [eiseres] twee dagvaardingen doen uitbrengen aan [Naam B.V.] . Een dagvaarding in kort geding en een dagvaarding in de bodemprocedure.
2.12
Bij verstekvonnis van 22 juni 2018 heeft de kantonrechter in kort geding de vordering tot ontruiming van het gehuurde toegewezen. [eiseres] heeft de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 24 juli 2018.
2.13
Naar aanleiding van het verzoek tot het verkrijgen van verlof tot het doen leggen van conservatoir beslag op roerende zaken heeft de voorzieningenrechter op 26 juni 2018 verlof verleend. Op 28 juni 2018 heeft beslaglegging op de roerende zaken van [Naam B.V.] plaatsgevonden. De overbetekening heeft op 29 juni 2018 plaatsgevonden.
2.14
Op 18 juli 2018 heeft [Naam B.V.] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een executiegeschil aanhangig gemaakt jegens [eiseres] in verband met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 22 juni 2018.
2.15
[Naam B.V.] heeft op 18 juli 2018 een bedrag van € 8.712,00 aan [eiseres] betaald.
2.16
Bij vonnis in kort geding van 23 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 22 juni 2018 geschorst en [eiseres] verboden over te gaan tot de tenuitvoerlegging ervan totdat in de bodemprocedure of de verzetzaak is beslist.
2.17
Tegen het verstekvonnis van 22 juni 2018 heeft [Naam B.V.] verzet ingediend. Bij vonnis in kort geding van 30 augustus 2018 heeft de kantonrechter het vonnis van 22 juni 2018 vernietigd en de oorspronkelijke vordering van [eiseres] afgewezen met veroordeling van haar in de kosten van de verzetprocedure.

3.De vordering in conventie en de grondslag daarvan

[eiseres] heeft – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst tussen [Naam B.V.] en [eiseres] te ontbinden per de datum van dit vonnis, dan wel per een in goede justitie te bepalen datum;
[Naam B.V.] te veroordelen tot betaling van de huurpenningen over de maand mei 2018, zijnde een bedrag van € 2.904,00 vermeerderd met een bedrag van € 2.904,00 per maand dat de huurovereenkomst voortduurt vanaf de maand juni 2018 tot de datum waarop de huurovereenkomst tot een einde komt, vermeerderd met een gebruiksvergoeding van € 2.904,00 per maand dat [Naam B.V.] het gehuurde na de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik heeft tot en met de dag dat het gehuurde aan [eiseres] leeg ontruimd wordt opgeleverd;
[Naam B.V.] te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van € 1.000,00 in verband met de verkoop van zaken welke buiten de assortiment afspraak vallen waardoor het verbod van artikel 9.5 wordt overtreden, vermeerderd met een bedrag van € 2.500,00 zijnde de optelsom van de boetes van € 250,00 vanaf 19 mei 2018 tot en met 28 mei 2018, vermeerderd met een boete van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat [Naam B.V.] na 28 mei 2018 de verkoop van een ander assortiment dan overeengekomen voortzet;
[Naam B.V.] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.400,00 aan contractuele boetes in verband met het niet tijdig betalen van de huurpenningen over de maanden april tot en met juli 2018;
[Naam B.V.] te veroordelen tot betaling van de factuur van 24 mei 2018 ad € 2.659,85, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juni 2018 tot aan de dag van algehele betaling;
Te verklaren voor recht dat [Naam B.V.] jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de door [eiseres] te lijden leegstandschade na de ontbinding van de huurovereenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[Naam B.V.] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen te Hoek van Holland aan de Badweg, [naam bedrijfsruimte] , te ontruimen, met alle zich daarin bevindende zaken en personen te verlaten en de sleutels ter beschikking van [eiseres] , althans aan [Naam B.V.] te stellen;
[Naam B.V.] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.1
[eiseres] heeft aan haar vorderingen het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd.
3.1.1
[Naam B.V.] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de huur over de maanden april en mei 2018 niet tijdig te voldoen. Er was geen grond voor opschorting van de huurtermijnen. Daarnaast heeft [Naam B.V.] in strijd met de bestemming in de huurovereenkomst in het gehuurde pluche speelgoeddieren verkocht. [Naam B.V.] is tot betaling van de contractuele boete gehouden. Tevens heeft [Naam B.V.] niet meegewerkt aan het verkrijgen van goedkeuring door de kantonrechter van de afwijkende bedingen in de huurovereenkomst. Hoewel de huurachterstand inmiddels volledig is voldaan, handhaaft [eiseres] haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [eiseres] heeft geen vertrouwen in een voortzetting van de huurrelatie met [Naam B.V.] .
3.1.2
In het gehuurde was reeds een gasaansluiting aanwezig. Omdat [Naam B.V.] heeft aangegeven dat de capaciteit niet voldoende was, heeft [eiseres] op verzoek van [Naam B.V.] de aanvraag bij Stedin gedaan voor een capaciteitsvergroting van de gasafsluiting. De daaruit voortvloeiende kosten komen dan ook voor rekening van [Naam B.V.] .
3.1.3
De algemene bepalingen van 2012 zijn op de huurovereenkomst van toepassing, deze zijn ook aan [Naam B.V.] verstuurd. [eiseres] is gerechtigd de boetes te cumuleren. Van buitensporige boetes is geen sprake. De boetes zijn integraal verschuldigd.

4.Het verweer in conventie

Het verweer van [Naam B.V.] strekt ertoe [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans de vorderingen van [eiseres] af te wijzen.
4.1
Daartoe heeft [Naam B.V.] het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.
4.1.1
[Naam B.V.] heeft de betaling van de huur destijds opgeschort, omdat [eiseres] in het gehuurde niet heeft gezorgd voor een aansluiting op de nutsvoorzieningen. [eiseres] is op grond van de toepasselijke algemene bepalingen daartoe gehouden. In de huurovereenkomst is aangegeven dat de bepalingen uit 2008 van toepassing zijn.
4.1.2
[Naam B.V.] kon de zaak voor het eerst exploiteren per 1 april 2018, omdat zij zelf voor propaangas heeft gezorgd. [Naam B.V.] heeft nooit gevraagd aan [eiseres] om de gascapaciteiten te laten verhogen. De kosten voor de capaciteitsvergroting door [eiseres] kunnen dan ook niet aan [Naam B.V.] worden toegerekend. Als [Naam B.V.] al gehouden zou zijn de kosten ervan te voldoen, dan dienen de kosten te worden verdeeld voor de andere bedrijfsunits. De vergroting is immers ten behoeve van de andere bedrijfsunits die (wel) gebruik maken van de gasmeter.
4.1.3
Primair beroept [Naam B.V.] zich op de stelling dat artikel 25 lid 3 van de algemene bepalingen niet tussen partijen is overeengekomen, zodat de contractuele boete niet aan [Naam B.V.] kan worden opgelegd. Subsidiair stelt [Naam B.V.] zich op het standpunt dat de berekening van de boete niet correct is gedaan. De boetes mogen niet worden gecumuleerd. Zij verwijst daarbij naar diverse uitspraken.
4.1.4
[Naam B.V.] heeft erkend dat hij voor een korte tijd in een vitrinekast pluche speelgoeddieren te koop heeft aangeboden voor het goede doel “KIKA”, maar uiteindelijk niets heeft verkocht. De in rekening gebrachte boete is gezien de aard van de overtreding buitenproportioneel. [Naam B.V.] verzoekt de kantonrechter om deze boete tot nihil te matigen dan wel tot een substantieel lager bedrag.
4.1.5
Inmiddels heeft [Naam B.V.] de huurachterstand betaald. De tekortkomingen van [Naam B.V.] rechtvaardigen niet de ontbinding met haar gevolgen.

5.De vordering in reconventie

[Naam B.V.] heeft gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- de door [Naam B.V.] vermeend verbeurde boete á € 3.500,00 te matigen tot nihil danwel tot een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
- de door [verweerster] gelegde beslagen op te heffen;
met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure.

6.De beoordeling

in conventie
6.1
Partijen verschillen van mening over de vraag of er in het gehuurde een gasaansluiting aanwezig was en of de bestaande gasinstallatie over onvoldoende capaciteit voor het beoogde gebruik door [Naam B.V.] beschikte.
6.2
Voorts zijn partijen verdeeld over de vraag welke versie (2008 of 2012) van de “Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” van toepassing zijn op de huurovereenkomst.
6.3
In artikel 2.1 van de huurovereenkomst staat dat versie 2008 van toepassing is op de huurovereenkomst. Nu duidelijk in de huurovereenkomst staat vermeld dat versie 2008 van toepassing is en niet is komen vast te staan dat versie 2012 aan [Naam B.V.] is toegestuurd, zal de kantonrechter uitgaan dat versie 2008 op de huurovereenkomst van toepassing is. Zowel in de versie 2008 als die van 2012 van de algemene bepalingen mocht [Naam B.V.] de betaling van de huur niet opschorten. De stelling van [Naam B.V.] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] een beroep op deze bepaling doet, omdat de aanwezigheid van een gasaansluiting de kern van de prestatie is, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Zowel uit de overgelegde stukken als uit de toelichting van partijen ter zitting leidt de kantonrechter af dat er wel sprake was van een gasaansluiting in het gehuurde, maar dat de bestaande installatie onvoldoende capaciteit bood voor [Naam B.V.] . In de Algemene bepalingen staat dat huurder is gehouden om het gehuurde voorafgaand aan de huurovereenkomst grondig te inspecteren of het geschikt is voor hetgeen hij wil exploiteren. [Naam B.V.] had dus zelf moeten nagaan of gasafsluiting voldoende capaciteit had. Dat [Naam B.V.] kennelijk onvoldoende is nagegaan of de gasaansluiting de juiste capaciteit bood, komt dan ook voor haar rekening en risico.
6.4
Nu aan [Naam B.V.] geen beroep op het opschortingsrecht toekomt, moet worden vastgesteld dat zij de huur niet tijdig heeft voldaan en dat zij dus tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst door het onbetaald laten van de huur.
6.5
Uit de door partijen overgelegde stukken is gebleken dat [Naam B.V.] op 18 juli 2018 een bedrag van € 8.712,00 (drie huurtermijnen) heeft voldaan en dat er één maand huur door [eiseres] op 24 mei 2018 is ontvangen. Ook ter comparitie van partijen heeft [eiseres] aangegeven dat de huurachterstand inmiddels is betaald. De huurachterstand is dus geheel ingelopen, zodat de vordering tot betaling van de achterstallige huur niet voor toewijzing vatbaar is.
6.6
Ten aanzien van de boete geldt het volgende. [eiseres] heeft een beroep gedaan op het volgende artikel van de algemene bepalingen, dat luidt:
"Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand."
6.7
Vast staat dat [Naam B.V.] ten onrechte de huurprijs heeft opgeschort, dat de huurprijs van drie maanden niet tijdig is betaald en dat de boeterente 2% per maand over de perioden van achterstalligheid de € 300,- niet te boven gaat. [eiseres] heeft de boetes gecumuleerd. Bij iedere nieuwe vervaltermijn heeft zij gekeken naar het aantal achterstallige maanden en vervolgens heeft zij over al deze openstaande maanden wederom een boete berekend. [Naam B.V.] stelt dat zij over elke maand die zij niet tijdig heeft voldaan slechts eenmaal een boete is verschuldigd. Partijen verschillen derhalve van mening over de wijze waarop bovengenoemd artikel uit de algemene bepalingen dient te worden uitgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat de interpretatie van [Naam B.V.] de juiste is. Het beding strekt immers tot vergoeding van de schade wegens vertraging in de betaling. Gesteld noch gebleken is dat deze schade meer bedraagt dan 2% van de maandelijkse huurprijs. Het zou dan ook niet redelijk zijn dat een huurder de boete over een bepaalde maand, elke navolgende maand weer zou moeten betalen totdat de huur over die desbetreffende maand is voldaan. De interpretatie van [eiseres] zou althans tot onaanvaardbaar hoge boetes in relatie tot de hoogte van de huurprijs leiden, hetgeen in zoverre grond zou vormen voor vernietiging van het beding, althans voor het oordeel dat [eiseres] [Naam B.V.] daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan houden.
6.8
Nu [Naam B.V.] drie maanden huur te laat heeft voldaan, is zij de overeengekomen boete verschuldigd. [Naam B.V.] heeft een beroep op matiging van de boete gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om de boete te matigen. Het boetebeding strekt niet slechts toe de schade te vergoeden die verhuurder bij te late betaling van de huurprijs lijdt, maar heeft tevens of vooral tot doel een prikkel te vormen om de huurder tot tijdige betaling te bewegen. Om dat doel te dienen moet het boetebeding bij, niet-voldoening aan de verplichting tot tijdige betaling van de huurprijs, tot een opeisbare boeten leiden. In dit licht is het boetebeding verder niet onredelijk bezwarend en de boete niet onaanvaardbaar hoog. Een bedrag van € 900,00 zal worden toegewezen.
6.9
[Naam B.V.] heeft erkend dat zij (voor korte tijd) in het gehuurde pluche speelgoeddieren te koop heeft aangeboden. Zij heeft hiermee zich niet aan de bestemming van het gehuurde gehouden en de verbodsbepaling in artikel 9.5. van de huurovereenkomst. Gelet op de omstandigheid dat het slechts ging om een vitrine met artikelen die voor het goede doel werd verkocht en er geen aanleiding bestond om aan te nemen dat [Naam B.V.] haar assortiment structureel heeft willen uitbreiden met andere producten dan vis, ziet de kantonrechter hier wel aanleiding om de boete te matigen tot € 250,00.
6.1
Gezien het bovenstaande acht de kantonrechter dat [Naam B.V.] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de huur niet tijdig te voldoen en door zich niet aan de bestemming van het gehuurde te houden. Het inlopen van de huurachterstand betekent niet dat de tekortkoming ongedaan is gemaakt. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze tekortkomingen de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal worden afgewezen.
6.11
Nu in dit vonnis niet de ontbinding wordt uitgesproken, kan [Naam B.V.] niet worden veroordeeld enig bedrag te betalen tussen de dag van het vonnis en die van de ontruiming, zodat deze vordering ook wordt afgewezen.
6.12
[eiseres] lijdt geen schade wegens gederfde huurpenningen over de periode tussen de beëindiging van de huurovereenkomst en de geldende einddatum omdat de huurovereenkomst thans niet eindigt, zodat ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
6.13
Ten aanzien van de factuur van de gasaansluiting oordeelt de kantonrechter als volgt.
[eiseres] heeft zich van begin af aan op het standpunt gesteld dat zij als verhuurder niet gehouden was om een gasaansluiting te verzorgen, laat staan dat zij tot capaciteitsvergroting van de gasaansluiting was gehouden. Desondanks is [eiseres] (onverplicht) wel overgegaan tot een aanvraag bij Stedin voor een capaciteitsvergroting van de gasaansluiting. [eiseres] stelt dat zij in opdracht en voor rekening van [Naam B.V.] een aanvraag bij Stedin heeft gedaan voor werkzaamheden, zoals vermeld in de factuur van 24 mei 2018 ad € 2.659,85. [Naam B.V.] heeft gemotiveerd betwist dat zij om een capaciteitsvergroting heeft verzocht.
6.14
Nu [eiseres] zich beroept op de stelling dat zij in opdracht en voor rekening van [Naam B.V.] de aanvraag bij Stedin heeft gedaan voor een capaciteitsvergroting van de gasaansluiting en [Naam B.V.] deze stelling gemotiveerd heeft betwist, draagt [eiseres] op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bewijslast van deze stelling.
6.15
[eiseres] heeft bewijs aangeboden en zij zal derhalve in de gelegenheid worden gesteld om haar stelling te bewijzen. In afwachting van de hierboven genoemde bewijslevering, wordt deze beslissing aangehouden.
6.16
Ook de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden.
In reconventie
6.17
Gelet op rechtsoverweging 6.9 zal de boete vanwege de verkoop van pluche speelgoeddieren worden gematigd tot een bedrag van € 250,00.
6.18
[verweerster] heeft aangevoerd dat [Naam B.V.] naar aanleiding van het executiegeschilvonnis een bedrag op de derdenrekening van de advocaat van € 6.159,85 heeft gestort, zodat zij geen belang meer heeft bij handhaving van het gelegde beslag. [verweerster] wenst wel veroordeling van [Naam B.V.] in de kosten van de beslaglegging.
6.19
Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het beslag reeds is opgeheven. De kantonrechter gaat derhalve ervan uit dat het beslag nog bestaat en dat [Naam B.V.] nog steeds belang heeft bij opheffing van het beslag. Nu [verweerster] geen bezwaar heeft tegen het opheffen van het beslag en de kantonrechter ook geen aanleiding meer ziet om het beslag te handhaven, zal de vordering tot opheffing van het beslag worden toegewezen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [Naam B.V.] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen de contractuele boete van
€ 250,00 in verband met de verkoop van zaken welke buiten de assortiment afspraak vallen waardoor het verbod van artikel 9.5 wordt overtreden;
veroordeelt [Naam B.V.] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 900,00 aan contractuele boetes in verband met het niet tijdig betalen van de huurpenningen;
wijst de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde af;
wijst de vordering tot de huurachterstand af;
wijst de verklaring voor recht dat [Naam B.V.] jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de leegstandschade af;
en voorts
laat [eiseres] toe te bewijzen dat zij in opdracht en voor rekening van [Naam B.V.] de aanvraag bij Stedin heeft gedaan voor een capaciteitsvergroting van de gasaansluiting;
bepaalt dat [eiseres] zich uiterlijk op
13 februari 2019 om 14:30 uurschriftelijk dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wenst te leveren;
indien zij dat wil door schriftelijke bewijsstukken, dient zij die stukken dadelijk bij die schriftelijke reactie in het geding te brengen, onder gelijktijdige toezending daarvan aan de wederpartij;
indien [eiseres] het bewijs door getuigen wil leveren, dient zij daarbij opgave te doen van het aantal getuigen, alsmede de verhinderdata van partijen, de gemachtigden en de getuige(n), waarna de kantonrechter een datum voor het getuigenverhoor zal bepalen;
houdt deze beslissing en de beslissing van de proceskosten aan;
in reconventie
matigt de verbeurde boete van € 3.500,00 tot een bedrag van € 250,00;
heft de door [verweerster] gelegde beslagen op;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821