7.3.2.Rapportages
Fivoor GGZ, afdeling reclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juni 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Omtrent de psychische gezondheid van de verdachte bestaan zorgen. Hij heeft hersenletsel en er hebben zich psychoses voorgedaan waarbij de verdachte boosheid en agressie uit. Dit vraagt om gespecialiseerde zorg en juiste medicatie teneinde dit te stabiliseren en te reguleren. Hiervoor zijn reeds stappen ondernomen door de afdelingspsychiater en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Een passend zorgtraject zal bijdragen aan het voorkomen van recidive. Op de overige leefgebieden ziet de reclassering geen factoren die bijdragen aan de kans op recidive of waar een interventie voor noodzakelijk is om de kans op recidive verder te verlagen.
Door zijn detentie zijn financiële problemen ontstaan en de verdachte zal moeten re- integreren in zijn eigen bedrijf. Een reclasseringscontact zou kunnen bijdragen aan het bieden van structuur, ondersteuning bij het voortzetten van de hulpverlening en kunnen monitoren dat betrokkene zich houdt aan de afspraken bij de zorg en zijn medicatie inneemt.
Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat op laag. Er staat veel op het spel voor de verdachte en hij is gemotiveerd om zijn bedrijf te redden. Daarnaast hebben hij en zijn vriendin een kinderwens en wil hij er voor zijn dieren zijn.
De risico’s op recidive en letselschade worden ingeschat op gemiddeld. De reclassering is van mening dat de psychische gezondheid van de verdachte de voornaamste kans op recidive geeft en ziet een belang om een zorgtraject dat hierop is gericht een verplicht karakter te geven. Wel realiseert de verdachte zich waar zijn gedrag vandaan komt en is bereid zich te laten begeleiden. Medicatie en begeleiding door een psychiater zijn onderdeel van zijn leven geworden en hij lijkt dit te accepteren.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname);
- drugs en alcoholverbod en het meewerken aan urinecontroles;
- toestemming geven tot het raadplegen van referenten.
Behandelcoördinator L. Feijenvan FPA Almelo heeft een voortgangsverslag opgemaakt, gedateerd 15 juli 2019. Dit verslag houdt onder meer het volgende in.
Het is van belang dat de verdachte antipsychotica gebruikt, waarbij het van belang is dat dit binnen een gedwongen kader kan worden opgelegd. Een klinische opname hiervoor is niet noodzakelijk. Een klinische omgeving met een zeer wisselende en dynamische patiëntenpopulatie werkt eerder destabiliserend en prikkel verhogend dan dat het de verdachte rust geeft. Ook vertelt de verdachte dat hij voldoende dag invulling heeft om zijn dagelijks leven in balans te houden en heeft hij een steunend netwerk om zich heen. Er wordt geadviseerd om een medicamenteuze behandeling poliklinisch te continueren. Daarnaast is een psycho-educatie voor het herkennen van psychotische symptomen en het inzien van het belang van het gebruik van antipsychotica van belang. Ook wordt geadviseerd tot het volgen van een impulscontrole training en het aanleren van adequate coping-vaardigheden.
Psychiater C.J.F. Kempermanheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte bestaat een psychotisch toestandsbeeld dat inmiddels grotendeels in remissie is gegaan. Daarnaast is hij uit de voorgeschiedenis bekend met ADHD, waarvoor hij methylfenidaat gebruikt en gebruikt hij in verband met rugklachten opiaten.
Ten tijde van het incident op 12 februari 2019 was het psychotisch toestandsbeeld nog floride aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte op dat moment. Omdat de controle over het gedrag verminderd was, wordt geadviseerd dit ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Ten tijde van het incident op 16 oktober 2018 lijkt dit anders te zijn geweest en was het psychotisch toestandsbeeld niet van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Om die reden wordt geadviseerd dit ten laste gelegde geheel toe te rekenen aan de verdachte.
Wanneer de psychische gesteldheid van de verdachte niet verbetert, wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Deze inschatting wordt gegeven door de volgende overwegingen;
- er is een verband tussen de stoornis en het ten laste gelegde;
- ook in het verleden heeft de verdachte diverse veroordelingen gehad wegens belediging en mishandeling. Enig patroon is hiermee herkenbaar;
- de coping vaardigheden om agressieve impulsen in andere, adequatere, banen te leiden zijn beperkt.
Beschermende factoren zijn de normale intelligentie, de stabiele relatie die hij sinds elf jaar met zijn vriendin heeft en het eigen bedrijf van de verdachte. Deze beschermende factoren kunnen het gedrag van de verdachte gunstig beïnvloeden, maar waren anderzijds ook al aanwezig tijdens het ten laste gelegde.
Er wordt geadviseerd door te gaan met de behandeling voor de psychoses en agressie. Abstinentie van middelen is hierbij van belang. Na een klinische fase van stabilisering en het juist instellen van medicatie, kan de benodigde behandeling worden geboden door een instelling als Het Dok. Binnen een juridisch kader zou dit in een bijzondere voorwaarde kunnen worden opgelegd, met daarbij een verplicht reclasseringstoezicht.
Psycholoog L.E.E. Ligthartheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 mei 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan meerdere ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofrenie spectrum stoornis- of andere psychotische stoornis. Daarnaast lijdt hij aan een matige tot ernstige stoornis in het gebruik van opiaten en stimulantia, momenteel in gedwongen remissie. Ook is er waarschijnlijk sprake van een zwakbegaafd intelligentie niveau. Van deze stoornissen was sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
De gebeurtenissen op 12 februari 2019 kunnen in direct verband worden gebracht met de gediagnosticeerde stoornissen. De beschikbare gegevens geven aan dat er sinds 5 februari 2019 sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. Bij de gebeurtenissen op 16 oktober 2018 ligt dit anders. De verdachte heeft blijkens zijn justitiële documentatie eerder mensen bedreigd en ook uit de schildering van het ten laste gelegde blijkt dat de verdachte zijn dreiging en agressie instrumenteel inzette om medicatie te krijgen.
Er wordt geadviseerd de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd deze geheel aan de verdachte toe te rekenen.
Er is bij de verdachte sprake van een hoog risico op herhaling van dreigend en agressief gedrag in algemene zin, zeker in relatie tot middelengebruik en verslaving aan medicatie. Ook is er sprake van een slechts beperkte aanwezigheid van beschermende factoren. Deze beschermende factoren zijn het werk van de verdachte, zijn relatie, woon situatie en waarschijnlijk zijn motivatie voor behandeling.
Ter afwending van het risico op recidive is, naast een behandeling in een forensisch klinisch kader, stevige begeleiding en ondersteuning noodzakelijk. Deze moeten gericht zijn op het verminderen en beheersbaar maken van de psychotische klachten, waarbij consequent medicatiegebruik van groot belang is. De behandeling en begeleiding zouden na een eventuele strafrechtelijke afdoening het beste kunnen plaatsvinden binnen een voorwaardelijk strafdeel, in het kader van reclasseringstoezicht met de verplichting tot aanvankelijk een klinische opname, gevolg door een ambulante behandeling bij de forensische GGZ.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.