ECLI:NL:RBROT:2019:6695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
10/810338-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere brandstichting door verdachte in natuurgebieden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere gevallen van brandstichting. De verdachte heeft in een periode van droogte op verschillende locaties in de natuur brand gesticht door gras en struiken in brand te steken. Dit heeft geleid tot gevaar voor de aanwezige flora en fauna, en ook voor goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de reclassering en een behandelverplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering gesteld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte heeft verklaard dat hij de branden heeft gesticht uit een behoefte aan spanning, wat de rechtbank als zorgwekkend heeft beoordeeld. De rechtbank heeft ook de rapportages van de reclassering en psychologen in overweging genomen, die adviseerden om een voorwaardelijke straf op te leggen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/810338-18
Datum uitspraak: 31 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. K. Kort, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een toezicht van en meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, zo lang als de reclassering dat nodig acht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 1, 4 en 5
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat hoewel de verdachte heeft bekend de drie branden te hebben gesticht, er niet kan worden vastgesteld dat deze een gemeen gevaar voor goederen opleverden. Uit het dossier blijkt onvoldoende welke andere goederen gevaar liepen, omdat het stuk natuur waar de door de verdachte aangestoken stukken begroeiing zich bevonden, als één goed moeten worden gezien. Om die reden moet de verdachte van deze ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn auto de natuurgebieden in is gereden en steeds met een aansteker brand heeft gesticht. Hij wist dat de natuur daar om heen zeer droog was.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het in de brand steken van gras en/of een struik – die zich in een natuurgebied bevinden dat door de warmte en gebrek aan regenval extreem droog is, een gevaar oplevert voor de beplanting om dit goed heen, omdat vuur in een dergelijke situatie snel om zich heen slaat. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat het natuurgebied waarvan de verdachte een stukje in brand stak, als één goed moet worden gezien. De beplanting en begroeiing om het door de verdachte aangestoken stukje gras of struik heen, zijn andere goederen en die liepen door het handelen van de verdachte gevaar.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een gemeen gevaar voor andere goederen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1, 4 en 5 laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Feiten 2 en 3
4.2.1.
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.
Subsidiair
Het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 23 juli 2018 te Melissant, gemeente Goeree-Overflakkee,
(aan de Bieningenweg op de Slikken van Flakkee) opzettelijk brand heeft gesticht,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker
in aanraking gebracht met brandbaar
(uitgedroogd) gras, ten gevolge waarvan
brand is ontstaan en een deel van de aldaar aanwezige flora is verbrand, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor de aldaar aanwezige (overige) flora en fauna, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2.
hij op 18 oktober 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee, opzettelijk en wederrechtelijk een graafmachine,
geheel toebehorende aan [naam slachtoffer] , heeft vernield door met de vlam van een aansteker, de cabinestoel van die graafmachine in brand te steken.
3.
hij op 12 januari 2019 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee,
opzettelijk en wederrechtelijk een graafmachine,
geheel toebehorende aan [naam bedrijf] , heeft vernield door met de vlam van een aansteker, de (losse) bekleding/een lap op de cabinestoel van die
graafmachine in brand te steken.
4.
hij op 17 juli 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee,
(aan de Zandgorsweg) opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met brandbaar (uitgedroogd) gras, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en
(een deel van) de aldaar aanwezige flora geheel of gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aldaar
aanwezige (overige) flora en fauna, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was.
5.
hij op 16 juli 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee,
(in een stuk bosperceel aan de Zuiderdiepstraatweg) opzettelijk brand heeft
gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een
aansteker in aanraking gebracht met
brandbaar (uitgedroogd) gras,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en (een deel van) de aldaar aanwezige
flora geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aldaar aanwezige (overige) flora en
fauna, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

4. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf gevallen van brandstichting.
Op 16, 17 en 23 juli 2018 heeft de verdachte droge stukken gras een bosje in de brand gestoken, waardoor delen van natuurgebieden zijn afgebrand. De branden hebben niet alleen de flora ter plaatse beschadigd, waarbij op 17 juli 2018 een groot stuk van beschermd Natura 2000 gebied is verbrand, maar leverden ook een groot gevaar op voor de omringende flora en fauna, omdat de natuur vanwege de hitte en het uitblijven van regenval op bovengenoemde data zeer droog was. Het is aan de oplettendheid van omstanders die de brandweer hebben gebeld te danken dat de branden zich niet verder hebben uitgebreid.
Daarnaast heeft de verdachte twee graafmachines vernield door het ruitje van deze machines in te tikken en de zitting van de stoel in de brand te steken. De graafmachines zijn door de branden verwoest. Ook moest de grond onder één van deze machines gereinigd worden, omdat gevaarlijke stoffen uit de machine waren gelekt.
De verdachte heeft verklaard de branden te hebben gesticht omdat hij niet lekker in zijn vel zat op zijn werk en zijn hobby - vrijwilliger bij de plaatselijke brandweer - belangrijker ging vinden. Hij leefde toe naar de spanning en de kick die hij door het krijgen van een melding ervoer.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelingen delen van natuurgebieden heeft verwoest en daarnaast personen heeft gedupeerd door hun machines in de brand te steken. Dit zal de slachtoffers ongemak en extra werk hebben opgeleverd. Bovendien had de verdachte vanuit zijn functie van vrijwillige brandweer zich moeten realiseren welke gevaren verbonden zijn aan brand.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 april 2019. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij en toezicht van reclassering alsmede ambulante behandeling.
Psychiater A.M.M. van der Reijkenheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2019. Volgens de psychiater is er bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Om die reden acht de psychiater een behandeling niet noodzakelijk, maar de verdachte zou in en vrijwillige kader met een behandeling wel meer zicht kunnen krijgen op zijn eigen handelen en identiteit. De psychiater adviseert de rechtbank het ten laste gelegde geheel aan de verdachte toe te rekenen.
Psycholoog M. ten Bergeheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 17 april 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens en er zijn geen redenen om aan te nemen dat dit ten tijde van het ten laste gelegde wel het geval was. Om die reden kan er van worden uitgegaan dat de verdachte in staat is om te beseffen welk handelen acceptabel is en wat niet en kan hij in staat worden geacht om in situaties verschillende gedragsmogelijkheden te identificeren en hieruit de juiste keuze te maken. Er wordt daarom geadviseerd het ten laste gelegde aan de verdachte toe te rekenen.
Ook de psycholoog acht een psychologische interventie in verplicht kader niet per se noodzakelijk, maar in vrijwillig kader wel aan te raden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem worden gegeven. Hij zorgt er voor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering en zijn begeleiders;
2. de veroordeelde meldt zich bij de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht;
3. de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek en houdt zich aan de aanwijzingen vanen de afspraken met zijn behandelaar, voor zolang zijn behandelaar dat nodig acht, ook als dat medicatie-inname betreft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en C. Vogtschmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2018 te Melissant, gemeente Goeree-Overflakkee, (aan
de Bieningenweg op de Slikken van Flakkee) opzettelijk brand heeft gesticht,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met de vlam van een aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met brandbaar
(uitgedroogd) gras, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
brand is ontstaan en/of (een deel van) de aldaar aanwezige flora geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor de aldaar aanwezige (overige) flora en/of fauna, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee,
opzettelijk brand heeft gesticht aan een graafmachine, immers heeft verdachte
toen aldaar opzettelijk met de vlam van een aansteker, althans een brandend
voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de
cabinestoel van die graafmachine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die graafmachine geheel of
gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die graafmachine,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
subsidiair
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee, opzettelijk en wederrechtelijk een graafmachine, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door met de vlam van een aansteker, althans een brandend
voorwerp, de cabinestoel van die graafmachine in brand te steken.
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2019 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee,
opzettelijk brand heeft gesticht aan een graafmachine, immers heeft verdachte
toen aldaar opzettelijk met de vlam van een aansteker, althans een brandend
voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de
(losse) bekleding/een lap op de cabinestoel van die graafmachine, althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die
graafmachine geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor die graafmachine, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten
was.
subsidiair
hij op of omstreeks 12 januari 2019 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee,
opzettelijk en wederrechtelijk een graafmachine, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt door met de vlam van een aansteker, althans een
brandend voorwerp, de (losse) bekleding/een lap op de cabinestoel van die
graafmachine in brand te steken.
4.
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee, (aan
de Zandgorsweg) opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen
aldaar opzettelijk met de vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met brandbaar (uitgedroogd) gras, althans
met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of
(een deel van) de aldaar aanwezige flora geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aldaar
aanwezige (overige) flora en/of fauna, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was.
5.
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Stellendam, gemeente Goeree-Overflakkee, (in
een stuk bosperceel aan de Zuiderdiepstraatweg) opzettelijk brand heeft
gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met de vlam van een
aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
brandbaar (uitgedroogd) gras, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan brand is ontstaan en/of (een deel van) de aldaar aanwezige
flora geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aldaar aanwezige (overige) flora en/of
fauna, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.